ECLI:NL:CRVB:2025:1141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
24/81 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke hulp en begeleiding op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van maatwerkvoorzieningen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Appellant, die lijdt aan morbide obesitas en daardoor mobiliteitsbeperkingen ondervindt, had verzocht om voorzieningen zoals huishoudelijke hulp, individuele begeleiding, een aangepaste auto en zwaardere accu's voor zijn scootmobiel. Het college had deze aanvragen afgewezen, met de motivering dat appellant deze hulpvragen binnen zijn sociale netwerk kan oplossen en dat een elektrische rolstoel in combinatie met een rolstoelregiotaxi de goedkoopste oplossing is voor zijn vervoersbehoefte. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze afwijzingen in eerdere uitspraken bevestigd.

Tijdens de zitting op 12 juni 2025, waar appellant via videobellen aan deelnam, heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat het college toereikend had gemotiveerd dat de huidige accu van de scootmobiel voldoende was en dat de aanvragen van appellant terecht waren afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellant voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, ondanks dat hij inmiddels een auto had aangeschaft. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de gevraagde voorzieningen in stand blijft en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/81 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 2 juni 2023, 22/916 (aangevallen tussenuitspraak) en tegen de einduitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 november 2023, 22/916 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 24 juli 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of het college terecht de door appellant gevraagde maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke hulp, individuele begeleiding, een aangepaste auto en een zwaardere accu voor zijn scootmobiel heeft afgewezen. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat alle aanvragen terecht zijn afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I.A.C. Cools, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 juni 2025. Appellant heeft, bijgestaan door mr. Cools, door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.H. Ligtenberg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is bekend met morbide obesitas en heeft daardoor lichamelijke beperkingen. Hij is beperkt in zijn mobiliteit. Het college heeft appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een scootmobiel verstrekt en een periodieke financiële tegemoetkoming om in zijn regionale vervoersbehoefte te voorzien.
1.2.
Appellant heeft zich bij het college gemeld voor een aantal voorzieningen op grond van de Wmo 2015. Hij heeft – voor zover hier van belang – verzocht om hulp bij het huishouden en individuele begeleiding, in de vorm van een persoonsgebonden budget. Ook heeft hij gevraagd om een aangepaste auto waarin hij zijn scootmobiel kan meenemen, omdat zijn scootmobiel niet altijd vervoerd kan worden met de taxi en Valys. Verder heeft appellant verzocht om zwaardere accu’s voor zijn scootmobiel, omdat de huidige accu’s niet toereikend zouden zijn. Het college heeft naar aanleiding van deze melding onderzoek gedaan, waarbij keukentafelgesprekken zijn gevoerd en advies is gevraagd aan Medipoint en een ergonomisch adviseur. Appellant heeft daarbij onder meer te kennen gegeven dat hij geen gebruik wil maken van hulp in de huishouding in de vorm van zorg in natura. Hij wil ook geen gebruik maken van een boodschappen- of maaltijdenservice. Appellant heeft vervolgens een aanvraag gedaan om hem de voorzieningen te verstrekken waarvoor hij zich heeft gemeld.
1.3.
Met afzonderlijke besluiten van 26 oktober 2021 heeft het college de aanvraag van appellant voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding en een aangepaste auto afgewezen.
1.4.
Met een besluit van 26 november 2021 heeft het college ook de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van zwaardere accu’s voor zijn scootmobiel afgewezen.
1.5.
Met een besluit van 30 december 2021 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 26 oktober 2021 en 26 november 2021 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant de hulpvragen voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding binnen zijn sociale netwerk kan oplossen
.Een aangepaste auto is voor appellant niet noodzakelijk, omdat een elektrische rolstoel in combinatie met het gebruik van een (rolstoel)regiotaxi de goedkoopst passende voorziening is om in de vervoersbehoefte van appellant te voorzien. Dat appellant geen gebruik wil maken van deze oplossing maakt dit niet anders. Er is geen noodzaak voor zwaardere accu’s voor de scootmobiel, gelet op het advies dat het college heeft ingewonnen bij de ergonomisch adviseur en Medipoint.
Uitspraken van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft in de aangevallen tussenuitspraak, voor zover hier van belang, geoordeeld dat het college de gevraagde voorzieningen voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding terecht heeft afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat appellant voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding in de door de rechtbank te beoordelen periode kon beschikken over de benodigde hulp van zijn netwerk. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op wat appellant hierover heeft verklaard tijdens de keukentafelgesprekken en de hoorzitting in bezwaar. De rechtbank heeft er op gewezen dat appellant bij een gewijzigde situatie een nieuwe aanvraag om een maatwerkvoorziening kan indienen. De rechtbank heeft daarnaast geoordeeld dat het college ook de aanvraag om een aangepaste auto terecht heeft afgewezen. Appellant kan met een elektrische rolstoel in combinatie met een rolstoeltaxi voorzien in zijn vervoersbehoefte. Niet betwist is dat dit de goedkoopste oplossing is voor het vervoersprobleem van appellant. Dat deze oplossing onveilig is, is niet gebleken. Dat appellant hiervan om hem moverende redenen geen gebruik wil maken betekent niet dat aan hem een aangepaste auto moet worden verstrekt. Het bestreden besluit heeft een motiverings- en onderzoeksgebrek, voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van de aanvraag om een zwaardere accu voor de scootmobiel, omdat onduidelijk is wat de vraagstelling van het college aan Medipoint is geweest en of er specifiek is gevraagd naar de situatie van appellant. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld dit te herstellen.
2.2.
Het college heeft nader onderzoek gedaan en met een brief van 17 juli 2023 een aanvullende motivering gegeven.
2.3.
In de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – geoordeeld dat het college, rekening houdend met de resultaten van het nadere onderzoek, toereikend heeft gemotiveerd dat de huidige accu van de scootmobiel voldoende vermogen heeft om bestemmingen van appellant op de korte en middellange afstanden te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de aanvraag om een zwaardere accu dan ook op goede gronden afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard vanwege het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek en het bestreden besluit vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de afwijzing van de aanvraag om een zwaardere accu, met instandlating van de rechtsgevolgen.
Het standpunt van partijen
3.1.
Appellant is het met de uitspraken van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
3.2.
Het college is van mening dat appellant geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de – overigens door het college onderschreven – uitspraken van de rechtbank. Daarbij heeft het college erop gewezen dat niet is gebleken dat appellant kosten heeft gemaakt voor geboden hulp in de te beoordelen periode. Verder beschikt appellant sinds april 2023 over een auto, waarin hij ook zijn scootmobiel kan meenemen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad komt tot het oordeel dat appellant voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep en dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen, is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden. [1]
4.2.
Het bestreden besluit ziet niet op een afgesloten periode in het verleden. Er is ook geen nieuwe aanvraag om een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning en begeleiding ingediend. Met het hoger beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning en begeleiding wil appellant bereiken dat aan hem alsnog de gevraagde maatwerkvoorzieningen worden verstrekt. Daarmee heeft appellant een procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep tegen de afwijzing van deze voorzieningen. Hieraan doet niet af dat de door de rechtbank en de Raad te beoordelen periode (hierna: de te beoordelen periode) de periode van de melding tot en met het bestreden besluit betreft.
4.3.
Het feit dat appellant een auto heeft aangeschaft maakt niet dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van zijn verzoek om een vervoersvoorziening in de vorm van een aangepaste auto en zwaardere accu’s voor zijn scootmobiel. Appellant wil met zijn hoger beroep bereiken dat hij alsnog in aanmerking wordt gebracht voor de door hem gevraagde vervoersvoorzieningen. Hij heeft daarbij te kennen gegeven dat hij uit nood een auto heeft aangeschaft, maar dat die niet passend is.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Appellant heeft in hoger beroep in de kern herhaald wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze er niet toe leiden dat het college de door appellant gewenste voorzieningen moet verstrekken. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daaraan het volgende toe.
4.5.
Zoals de rechtbank terecht heeft opgemerkt, kan appellant een nieuwe aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning en/of begeleiding indienen, mocht hij inmiddels niet meer kunnen terugvallen op het eigen netwerk, omdat de personen die hem (kosteloos) ondersteuning boden daartoe niet langer bereid zijn.
4.6.
Het college mag zich in het kader van de gevraagde voorzieningen voor vervoer bij de invulling van de op hem ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 rustende verplichting beperken tot de lokale vervoersbehoefte van appellant. [2]
4.7.
Appellant heeft zijn herhaalde stelling dat de elektrische rolstoel uit veiligheidsoverwegingen voor hem niet geschikt zou zijn, ook in hoger beroep niet onderbouwd.
4.8.
Dat de geleverde accu’s niet toereikend zijn, is evenmin onderbouwd door appellant.

Conclusie en gevolgen

4.9.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak worden bevestigd, voor zover aangevochten. Dit betekent dat de afwijzing van de gevraagde voorzieningen in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en J.J. Janssen en B. Serno als leden, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ’t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) C.C.M. van ’t Hol

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.5
(…)
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2021
Artikel 4.1
(…)
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, (…)
4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1961.