In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van maatwerkvoorzieningen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Appellant, die lijdt aan morbide obesitas en daardoor mobiliteitsbeperkingen ondervindt, had verzocht om voorzieningen zoals huishoudelijke hulp, individuele begeleiding, een aangepaste auto en zwaardere accu's voor zijn scootmobiel. Het college had deze aanvragen afgewezen, met de motivering dat appellant deze hulpvragen binnen zijn sociale netwerk kan oplossen en dat een elektrische rolstoel in combinatie met een rolstoelregiotaxi de goedkoopste oplossing is voor zijn vervoersbehoefte. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze afwijzingen in eerdere uitspraken bevestigd.
Tijdens de zitting op 12 juni 2025, waar appellant via videobellen aan deelnam, heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat het college toereikend had gemotiveerd dat de huidige accu van de scootmobiel voldoende was en dat de aanvragen van appellant terecht waren afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellant voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, ondanks dat hij inmiddels een auto had aangeschaft. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de gevraagde voorzieningen in stand blijft en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.