In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. De appellant, die bekend is met verslavingsproblematiek en een bewindvoerder heeft, had een aanvraag ingediend voor verlenging van thuisondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het college had deze aanvraag afgewezen op basis van artikel 12, tweede lid, van de Beleidsregels, waarin werd gesteld dat de bewindvoerder eindverantwoordelijk moest zijn voor de pgb-taken. De Raad oordeelde dat het college een te beperkte invulling had gegeven aan de beslissingsruimte die voortvloeit uit artikel 2.3.6, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag van appellant niet op de enkele grond dat de bewindvoerder niet bereid was de eindverantwoordelijkheid te nemen, mocht weigeren. De uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland werd vernietigd, en het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het opnieuw diende te onderzoeken of appellant voldeed aan de voorwaarden voor een pgb. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.628,- en diende het het griffierecht te vergoeden.