ECLI:NL:CRVB:2025:1282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en afwijzing verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante, geboren in 1992, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op basis van het ontbreken van arbeidsvermogen door ME/CVS. Het Uwv had haar aanvraag afgewezen, omdat zij volgens hun onderzoek over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd dat zij arbeidsvermogen had en dat er sprake was van een duurzaam ontbreken daarvan. De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de weigering van de Wajong-uitkering terecht had gemotiveerd. De Raad oordeelde dat appellante in de relevante periode, die begint op haar achttiende verjaardag en vijf jaar daarna, over arbeidsvermogen beschikte. De Raad heeft ook geoordeeld dat de schending van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht door het Uwv niet tot benadeling van appellante heeft geleid, en heeft de proceskostenveroordeling bevestigd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.