ECLI:NL:CRVB:2025:1299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
23/2334 PW-W-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure tegen de Centrale Raad van Beroep

Op 19 augustus 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, maar haar hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een eerdere zitting op 26 mei 2025, waar verzoekster zich wegens ziekte had afgemeld, verzocht zij om uitstel en heropening van het onderzoek, welke verzoeken werden afgewezen. Vervolgens diende verzoekster een wrakingsverzoek in tegen de behandelend rechter, stellende dat haar recht op een eerlijk proces was geschonden door de afwijzing van haar verzoeken. De Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om uitstel en heropening procedurele beslissingen waren en dat er geen blijk van vooringenomenheid was bij de rechter. De Raad wees het wrakingsverzoek af, omdat verzoekster niet voldoende onderbouwde dat de rechter partijdig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

23.2334 PW-W-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing op het verzoek om wraking door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum van de zitting: 19 augustus 2025
Zitting hebben: E.C.E. Marechal als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en K.M.P. Jacobs als leden
Griffier: S. Pouw
Verzoekster is niet verschenen. De behandelend rechter heeft laten weten geen gebruik te maken van de gelegenheid te worden gehoord.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Procesverloop en wrakingsverzoek
1.1.
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2023, 21/3702, in een geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Wageningen. De Raad heeft dit hoger beroep bij uitspraak van 12 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoekster verzet gedaan.
1.2.
Verzoekster is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het verzet op een zitting van 17 april 2025. Verzoekster heeft daarop verzocht om uitstel van de behandeling. Dit verzoek is gehonoreerd. Verzoekster is vervolgens opnieuw uitgenodigd voor de behandeling van het verzet op een zitting op 26 mei 2025, met H.G. Rottier als behandelend rechter.
1.3.
Kort voor aanvang van de zitting van 26 mei 2025 heeft verzoekster zich voor deze (online) zitting wegens ziekte afgemeld. Verzoekster heeft daarbij verwezen naar een eerdere, eigen verklaring over haar ziekte. Verzoekster heeft verzocht een nieuwe zitting te plannen. De Raad heeft dit opgevat als verzoek om uitstel en dat verzoek afgewezen omdat het niet toereikend is onderbouwd.
1.4.
Bij brief van 6 juni 2025 heeft verzoekster verzocht om heropening van het onderzoek. De Raad heeft dat verzoek afgewezen. Verzoekster heeft haar verzoek vervolgens herhaald. In reactie daarop heeft de Raad verzoekster gemeld dat het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden en dat in de einduitspraak op het verzoek om uitstel dan wel aanhouding zal worden beslist.
1.5.
Bij brief van 6 juli 2025 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechter. Verzoekster heeft aan haar verzoek – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster was vanwege ernstige (en zeer langdurige) persoonlijke redenen (die niet aan haar verwijtbaar zijn) verhinderd voor de zitting op 26 mei 2025. Dat die zitting doorgang heeft gevonden, terwijl verzoekster wegens zwaarwegende redenen daarvoor was verhinderd, geeft volgens verzoekster geen blijk van erkenning van onder andere het recht op een eerlijk proces.
1.6.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
1.7.
Kort voor aanvang van de zitting van 19 augustus 2025 waarop het verzoek om wraking was geagendeerd, heeft verzoekster zich voor deze zitting afgemeld en verzocht om een nieuwe datum te bepalen voor de mondelinge behandeling van het verzoek om wraking. Dat verzoek is afgewezen omdat het (opnieuw) niet toereikend is onderbouwd, waarna de Raad het verzoek om wraking heeft behandeld.
Beoordeling van het verzoek om wraking
2.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2.
Wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen van de rechter die een zaak behandelt. De vraag of zo’n beslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure. Procedurele beslissingen, zoals in de zaak van verzoekster om geen uitstel van de zitting te verlenen dan wel het onderzoek niet te heropenen, kunnen alleen leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek indien deze in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die deze heeft gegeven.
2.3.
De afwijzing van het verzoek om uitstel van de zitting en de afwijzing van het verzoek om heropening van het onderzoek zijn procedurele beslissingen. In wat verzoekster heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat in dit geval aan de hiervoor genoemde maatstaf wordt voldaan. Van een motivering die blijk geeft van vooringenomenheid bij de behandelend rechter is geen sprake. Verder is niet gebleken dat met deze beslissingen op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak van verzoekster.
Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S. Pouw (getekend) E.C.E. Marechal
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep