ECLI:NL:CRVB:2025:1331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
24/2390 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om dubbele kinderbijslag op basis van zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, de moeder van een dochter met een taalontwikkelingsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het CIZ, waarin werd gesteld dat er geen sprake was van een zodanig intensieve zorgbehoefte die recht geeft op dubbele kinderbijslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 juli 2025, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.H.F. de Jong, en de Svb door W. van den Berg. De Raad oordeelde dat de Svb voldoende gemotiveerd had dat de zorgbehoefte van de dochter van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de Svb zich mocht baseren op het CIZ-advies en dat er geen nieuwe (medische) gegevens waren overgelegd die de afwijzing konden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen, waardoor de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

24/2390 AKW
Datum uitspraak: 11 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 augustus 2024, 23/6596 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Raad oordeelt dat de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023 terecht heeft afgewezen. De Svb heeft, onder verwijzing naar het advies van het CIZ, afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van een zodanig intensieve zorgbehoefte dat wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld, een verzoek om vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente gedaan en een
verklaring van appellante ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk ingebracht.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 juli 2025. Voor appellante is mr. De Jong verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
De dochter van appellante, [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2013, heeft een taalontwikkelingsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel. Appellante heeft eerder een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de AKW. [1] Deze aanvraag is door de Svb afgewezen vanaf het derde kwartaal van 2022. Met een uitspraak van vandaag, met registratienummer 24/677 AKW, heeft de Raad geoordeeld dat deze afwijzing in stand kan blijven.
1.2.
Appellante heeft op 11 april 2023 een nieuwe aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar dochter [naam dochter] . Met een besluit van 23 mei 2023 heeft de Svb de aanvraag vanaf het tweede kwartaal van 2023 afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft de Svb met een besluit van 14 november 2023 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De Svb heeft zich gebaseerd op het advies van het CIZ van 10 november 2023. Het CIZ heeft punten toegekend voor de items ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’. Daarmee wordt niet voldaan aan de minimale zorgscore van drie punten, die nodig is om dubbele kinderbijslag te kunnen ontvangen voor kinderen van 10 tot en met 17 jaar. [naam dochter] was destijds 10 jaar oud.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb zich mogen baseren op de adviezen van het CIZ. In het CIZ-advies van 10 november 2023 is naar het oordeel van de rechtbank toereikend en inzichtelijk gereageerd op de bezwaargronden van appellante. Er is afdoende uitgelegd waarom [naam dochter] niet scoort op de zorgfunctie ‘lichaamshygiëne’. Onderkend wordt dat [naam dochter] frequent aansporing, uitleg en controle nodig heeft maar de noodzaak dat er iemand permanent in de buurt is ziet de CIZ-adviseur niet onderbouwd in de gegevens. De enkele betwisting zonder (medische) onderbouwing is onvoldoende om aan de juistheid van de reactie te twijfelen. Ook in het verslag van het intelligentieonderzoek ziet de rechtbank geen aanknopingspunt dat het CIZ-advies op dit punt onjuist is. Dat verslag zegt iets over de intelligentie van [naam dochter] maar maakt geen vertaalslag naar haar functioneren op dit aspect. Ten aanzien van de zorgfunctie ‘eten en drinken’ is in het CIZ-advies afdoende toegelicht dat er geen aanwijzing is voor een medische aandoening (fysiek en/of psychisch) die een gevaar voor aspiratie geeft en continue aanwezigheid bij de maaltijd nodig maakt. Nu appellante ter betwisting geen (medische) informatie heeft ingebracht ziet de rechtbank geen aanleiding aan het advies te twijfelen. Ten aanzien van de zorgfunctie ‘communicatie’ is in het CIZ-advies overwogen dat het spreken wel beperkt is maar niet dermate dat [naam dochter] helemaal niet verstaanbaar is. De stellingen van appellante en het verslag intelligentieonderzoek werpen geen nieuw licht op dit punt. De Svb heeft zich dan ook mogen baseren op de adviezen van het CIZ en de aanvraag is op goede gronden afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het CIZ ten onrechte geen punten heeft toegekend voor de items ‘lichaamshygiëne’, ‘eten en drinken’ en ‘communicatie’
.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Voor de (wettelijke) regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, wordt verwezen naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van de Raad. In geschil is het tweede kwartaal van 2023.
4.1.
Naar aanleiding van appellantes verklaring ter zitting stelt de Raad allereerst vast dat het niet toekennen van een punt op het item ‘communicatie’ niet langer in geschil is.
4.2.
De gronden die appellante heeft aangevoerd ten aanzien van de items ‘lichaamshygiëne’ en ‘eten en drinken’ zijn dezelfde als zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Hieraan wordt het volgende toegevoegd met betrekking tot hetgeen appellante in hoger beroep nader heeft aangevoerd.
4.3.
Appellante heeft ter zitting bevestigd dat de feitelijke situatie van [naam dochter] niet is gewijzigd ten opzichte van de periode vanaf het derde kwartaal van 2022. Nu de Raad bij uitspraak van vandaag, met registratienummer 24/677 AKW, heeft geoordeeld dat de Svb terecht en op goede gronden niet is overgegaan tot het toekennen van punten op de items ‘lichaamshygiëne’ en ‘eten en drinken’ en appellante in dit geschil geen nieuwe (medische) gegevens heeft overgelegd die nieuwe inzichten bieden ten aanzien van die items, ziet hij geen aanleiding om met betrekking tot tweede kwartaal van 2023 tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en A. Hoogenboom en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. El Khabazi

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.