Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, de moeder van een dochter met een taalontwikkelingsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het CIZ, waarin werd gesteld dat er geen sprake was van een zodanig intensieve zorgbehoefte die recht geeft op dubbele kinderbijslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 juli 2025, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.H.F. de Jong, en de Svb door W. van den Berg. De Raad oordeelde dat de Svb voldoende gemotiveerd had dat de zorgbehoefte van de dochter van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de Svb zich mocht baseren op het CIZ-advies en dat er geen nieuwe (medische) gegevens waren overgelegd die de afwijzing konden onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen, waardoor de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.