ECLI:NL:CRVB:2025:1347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning faillissementsuitkering en betalingsonmacht werkgeefster
In deze zaak gaat het om de toekenning van een faillissementsuitkering aan appellante door het Uwv per 1 april 2021. Appellante betwist de datum van toekenning en stelt dat er al eerder sprake was van blijvende betalingsonmacht bij haar werkgeefster. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht de faillissementsuitkering per 1 april 2021 heeft toegekend. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat appellante niet heeft aangetoond dat er vóór deze datum al sprake was van betalingsonmacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat werkgeefster in januari 2021 nog betalingen heeft verricht aan appellante, wat erop wijst dat er toen geen betalingsonmacht was. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante in beroep.