ECLI:NL:CRVB:2025:1364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en gebrek aan bewijs van studerende status
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant heeft in 2009 en 2010 een opleiding gevolgd, maar kan niet aantonen dat hij ten minste zes maanden studerende is geweest. Het Uwv heeft bij besluit van 19 september 2023 de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het bewijsrisico bij de aanvrager ligt, gezien de laattijdige aanvraag. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij voldoende bewijs heeft geleverd, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet als studerende kan worden aangemerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de weigering van de Wajong-uitkering in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.