ECLI:NL:CRVB:2025:1412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant inzake de Ziektewetuitkering van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had eerder, op 12 juli 2023, het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het ging om de beëindiging van zijn recht op ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 4 april 2022 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P. van Knippenbergh. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is behandeld op een zitting op 15 mei 2024. Tijdens deze zitting is een deskundige benoemd, dr. J.J.D. Tilanus, die op 22 januari 2025 een rapport heeft uitgebracht. Na de heroverweging heeft het Uwv op 26 februari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van appellant gegrond werd verklaard en de Ziektewetuitkering werd voortgezet tot de maximale termijn van 104 weken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar al tegemoet is gekomen aan zijn verzoek. De Raad heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 4.535,- en moet het griffierecht van € 186,- vergoeden.