In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een toeslag die appellante ontving op haar WIA-uitkering. De Raad heeft geoordeeld dat appellante haar medewerkingsplicht heeft geschonden tijdens een gesprek op 15 maart 2021, waardoor het recht op toeslag niet kon worden vastgesteld. Het Uwv had eerder twijfels over de woon- en leefsituatie van appellante, die voortkwamen uit anonieme meldingen en waarnemingen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de toeslag met ingang van 15 maart 2021 wordt beëindigd en het terugvorderingsbedrag opnieuw wordt berekend. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.628,- bedragen. De uitspraak benadrukt de verplichting van appellanten om medewerking te verlenen aan onderzoeken van het Uwv en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.