Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 april 2022 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht de aanvraag van betrokkene om bijzondere bijstand voor de kosten van het plaatsen van een implantaat afgewezen. De afwijzing is gebaseerd op het beleid dat stelt dat er een voorliggende voorziening is, namelijk de Zorgverzekeringswet, en dat er geen zeer dringende redenen zijn om van dit beleid af te wijken. Betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat een implantaat niet de meest goedkope en adequate voorziening is. Het college is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 april 2025, waarbij beide partijen aanwezig waren. Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend in afwachting van een uitspraak van de grote kamer van de Raad. De grote kamer heeft op 15 mei 2025 uitspraak gedaan, waarna de Raad partijen heeft gevraagd naar de gevolgen van deze uitspraak voor hun zaak. Beide partijen hebben gereageerd, maar hebben geen verzoek gedaan om een nadere zitting.
De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het college het beleid consistent heeft toegepast en dat de afwijzing van de aanvraag van betrokkene terecht was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Dit betekent dat betrokkene geen bijzondere bijstand voor de kosten van het plaatsen van zijn implantaat krijgt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en er wordt geen griffierecht geheven voor het hoger beroep.