NOW-3
Artikel 5, zesde lid, van de NOW-3
Voor de omzetdaling wordt uitgegaan van de omzetdaling van de natuurlijke of rechtspersoon.
Artikel 5, zevende lid, van de NOW-3
Indien de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, in afwijking van het zesde lid, uitgegaan van de omzetdaling van de groep zoals deze op 1 oktober 2020 bestond. Indien de rechtspersoon een dochtermaatschappij is van een ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden de dochtermaatschappij en de rechtspersoon voor de werking van deze regeling behandeld als waren zij een groep. Voor de bepaling van de omzetdaling als bedoeld in de eerste zin worden de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen in aanmerking genomen, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.
Artikel 6, eerste lid, van de NOW-3
In afwijking van artikel 5, zevende lid, kan aan de werkgever die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in dat lid, en die daar bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie om verzoekt, subsidie worden verstrekt waarbij de omzetdaling wordt bepaald op basis van de omzetdaling van die rechtspersoon of vennootschap afzonderlijk, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de rechtspersoon of vennootschap heeft geen bedrijfsmatige activiteiten die voor meer dan de helft bestaan uit het binnen de groep ter beschikking stellen van arbeidskrachten;
b. de werkgever handelt in overeenstemming met een van de dagtekening voorziene overeenkomst over werkbehoud, die door hem voorafgaand aan de aanvraag van de vaststelling van de subsidie wordt aangegaan met tenminste één belanghebbende vereniging van werknemers, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, en bij gebreke daarvan, of indien de werkmaatschappijminder dan 20 werknemers heeft, een andere vertegenwoordiging van werknemers, inhoudende de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of de vergadering als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden;
c. de andere rechtspersonen of vennootschappen binnen een groep als bedoeld in artikel 5, zevende lid, voeren geen opdrachten of projecten uit die ten koste kunnen gaan van de rechtspersoon of vennootschap waarvoor de omzetdaling met toepassing van dit artikel wordt bepaald; en
d. de omzetdaling van de groep, bedoeld in artikel 5, zevende lid, bedraagt in de omzetperiode minder dan 20%.
1. De werkgever aan wie subsidie wordt verleend is verplicht bij de aanvraag van de vaststelling van de subsidie een verklaring over de naleving van de subsidievoorwaarden, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep, te overleggen. Deze verklaring voldoet aan de standaarden die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants zijn vastgesteld, met inachtneming van het in de bijlage bij deze regeling opgenomen Accountantsprotocol.
2. Van de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen is de werkgever vrijgesteld, indien het totale voorschot per tranche dat is verstrekt aan die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 5, zevende lid, minder is dan € 125.000,-. In afwijking van de vorige zin geldt de vrijstelling van de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen niet indien de totale subsidie per tranche voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 125.000,- of meer, of indien de werkgever heeft verzocht om toepassing van artikel 6.
3. De werkgever die op grond van het tweede lid is vrijgesteld van de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen, overlegt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie het in de bijlage bij deze regeling opgenomen formulier met een verklaring van een deskundige derde waarmee de omzetdaling wordt bevestigd. De Minister wijst aan welke deskundige derden een verklaring kunnen afgeven.
4. Van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te overleggen is de werkgever vrijgesteld, indien het totale voorschot per tranche voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon, of groep als bedoeld in artikel 5, zevende lid, dat verstrekt is minder dan € 40.000,- bedraagt. In afwijking van de vorige zin geldt de vrijstelling van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te overleggen niet indien de totale subsidie per tranche voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 5, zevende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 40.000,- of meer.
Artikel 24, vijfde lid, van de NOW-3:
De subsidies worden vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze, bedoeld in artikel 16, 19 of 22, met dien verstande dat de subsidie voor een tranche in ieder geval op nihil wordt vastgesteld indien:
[…]
b. de werkgever voor die tranche geen verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, of een verklaring van een deskundige derde als bedoeld in artikel 13, derde lid, verstrekt, tenzij hij daarvan op grond van artikel 13, tweede en vierde lid, is vrijgesteld.
Artikel 25 van de NOW-3:
Onverminderd artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht kan het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van de subsidieontvanger, indien dit ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt of indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 12, 13 of 14 is voldaan.