ECLI:NL:CRVB:2025:1455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, betwistte de medische beoordeling van het Uwv en stelde dat zij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende en inzichtelijk had gemotiveerd dat de functies die aan appellante waren toegewezen passend waren, gebaseerd op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juni 2023. De Raad volgde de argumenten van appellante niet en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige in te schakelen, aangezien de verzekeringsartsen het complete beeld van appellante in hun beoordeling hadden meegenomen. De uitspraak bevestigt dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.