ECLI:NL:CRVB:2025:1472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering en beëindiging van ZW-uitkering in het kader van WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 9 december 2022 een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen en de beëindiging van deze uitkering per 23 mei 2023. Appellante, die eerder als pedagogisch medewerkster werkte, had zich op 4 september 2019 ziekgemeld en was na afloop van de wachttijd door het Uwv als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld. Het Uwv concludeerde dat appellante geschikt was voor andere functies, wat leidde tot de toekenning van een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een nieuwe ziekmelding op 9 december 2022, concludeerde een arts van het Uwv dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beoordeling tegenspraken. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld. Appellante's argumenten over onzorgvuldigheid van het onderzoek en de geschiktheid van de functies werden niet gevolgd. De Raad concludeerde dat de besluiten van het Uwv om de ZW-uitkering te weigeren en te beëindigen terecht waren.