Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een WIA-zaak. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), is volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante, wat leidde tot de intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens de proceskostenveroordeling en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- voor immateriële schade. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 7.769,92 bedroegen, en de Staat der Nederlanden werd veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten en € 500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak benadrukt de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht en de relevante bepalingen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.