ECLI:NL:CRVB:2025:1474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en toekenning WGA-loonaanvullingsuitkering in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering per 9 december 2021 te weigeren en in plaats daarvan een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan. Appellante ontving eerder een WGA-vervolguitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, maar deze werd ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellante heeft zich opnieuw gemeld bij het Uwv vanwege toegenomen klachten, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat haar arbeidsongeschiktheid per 9 december 2021 slechts 31,84% was. Het Uwv weigerde daarom de WIA-uitkering te herleven en kende haar per 9 februari 2023 een WGA-loonaanvullingsuitkering toe, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de geselecteerde functies ongeschikt te achten voor appellante. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen gronden heeft aangevoerd die de weigering van de IVA-uitkering per 9 februari 2023 zouden onderbouwen. De uitspraak bevestigt dat de weigering van de WIA-uitkering en de toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering in stand blijven.