ECLI:NL:CRVB:2025:1498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv om appellant geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 27 juli 2020 ziekmeldde met fysieke klachten, betwistte de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. Appellant stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam en dat de combinatie van zijn klachten onvoldoende was meegewogen. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms'. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. Het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, en de weigering van de WIA-uitkering bleef in stand.