In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar heeft dit hoger beroep ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 10 juni 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in de procedure beoordeeld en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep, in totaal € 4.535,-. Daarnaast heeft de Raad de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan appellante wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, vastgesteld op € 2.000,-. De Raad heeft ook de kosten die appellante heeft gemaakt voor het verzoek om schadevergoeding begroot op € 453,50. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.