ECLI:NL:CRVB:2025:1522

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
23/2328 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bijstandsverlening in de vorm van een lening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Appellante had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet, maar het college had haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat zij niet begreep dat de bijstand in de vorm van een lening werd verstrekt. De Raad oordeelde echter dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het om leenbijstand ging, aangezien dit expliciet in het toekenningsbesluit was vermeld. De Raad concludeerde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. Hierdoor blijft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand en krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten.

Uitspraak

23/2328 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2023, 23/264 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (college)
23/2328 PW
SAMENVATTING
Het college heeft het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn is ingediend. Appellante is het daar niet mee eens, maar zij krijgt in hoger beroep geen gelijk. Het bezwaarschrift is namelijk niet binnen de daarvoor geldende termijn ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Het college heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft schriftelijk vragen aan partijen gesteld. Partijen hebben daarop gereageerd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 september 2025. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J. Krol.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Op 30 juli 2021 heeft appellante bijstand op grond van de Participatiewet aangevraagd. Appellante is eigenaar van een woning.
1.2.
Met een besluit van 26 augustus 2021 (toekenningsbesluit) heeft het college appellante bijstand toegekend met ingang van 8 augustus 2021. Daarbij heeft het college toegelicht dat het vermogen in de vorm van een eigen woning geen beletsel vormt voor bijstandsverlening, maar er wel toe leidt dat de bijstand wordt verleend als lening.
1.3.
Met een besluit van 11 juli 2022 (intrekkingsbesluit) heeft het college de aan appellante toegekende leenbijstand met ingang van 1 november 2021 ingetrokken, omdat appellante per die datum een baan heeft gevonden met een inkomen boven de bijstandsnorm.
1.4.
Naar aanleiding van het intrekkingsbesluit heeft appellante op 8 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen het toekenningsbesluit. Zij is het er niet mee eens dat de bijstand in de vorm van een lening is toegekend.
1.5.
Met een besluit van 19 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar is buiten de wettelijke termijn en daarmee dus te laat ingediend. Er is geen sprake van een verschoonbare reden voor de overschrijding van de termijn.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellante stelt dat zij het toekenningsbesluit van 26 augustus 2021 pas eind 2021 of begin 2022 heeft ontvangen. De Raad stelt vast dat ook indien hiervan wordt uitgegaan, appellante te laat – namelijk op 8 augustus 2022 – bezwaar heeft gemaakt. De vraag die voorligt is of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.2.
Appellante heeft in dit kader aangevoerd dat zij voorafgaand aan en bij de ontvangst van het toekenningsbesluit niet heeft begrepen dat zij bijstand in de vorm van een lening kreeg, en dat zij dat later dus terug zou moeten betalen. Dit is haar niet uitgelegd en daarom heeft zij in eerste instantie geen bezwaar gemaakt. Pas toen zij het intrekkingsbesluit van 11 juli 2022 ontving, begreep zij dat de ontvangen bijstand een lening betrof die zij moest terugbetalen.
4.3.
De Raad ziet in wat appellante heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift haar niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend. De onder 4.2 beschreven omstandigheden wijzen niet op persoonlijke omstandigheden of externe omstandigheden zoals omschreven in de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 [1] , bij welke uitspraak de Raad zich heeft aangesloten in de uitspraak van 8 mei 2024 [2] . Hierbij is van belang dat in het toekenningsbesluit van 26 augustus 2021 uitdrukkelijk is vermeld dat het vermogen van appellante geen beletsel vormt voor de bijstandsverlening, maar er wel toe leidt dat de bijstand wordt verleend als lening. Appellante had daarmee redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het om leenbijstand ging. Het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift kan daarom aan appellante worden toegerekend, zodat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van L. van Beelen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025
.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) L. van Beelen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.