ECLI:NL:CRVB:2025:1670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
25/796 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 8 mei 2024 een uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, waartegen appellant hoger beroep heeft ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift met bijna een jaar is overschreden. Volgens de Raad is deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar, omdat appellant niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding rechtvaardigen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt volgens de Algemene wet bestuursrecht zes weken, en deze termijn was verstreken. Appellant heeft weliswaar aangegeven dat hij tijd nodig had om de uitspraak te begrijpen, maar dit werd niet als een geldige reden voor de termijnoverschrijding beschouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 november 2025
25/796 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 mei 2024, 23/2531 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb.
Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 8 mei 2024 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 9 mei 2024 en is geëindigd op 19 juni 2024.
Het beroepschrift is op 14 april 2025 ontvangen en is dus na afloop van de beroepstermijn ingediend. Bij brief van 27 juni 2025 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij e-mailbericht van 21 juli 2025 daarover – kort samengevat – geantwoord dat hij tijd nodig heeft gehad om de aangevallen uitspraak te begrijpen en heeft gezocht naar antwoorden op zijn vragen en dat hij daarom de beroepstermijn heeft overschreden.
Uit de stukken blijkt verder dat appellant na ontvangst van de aangevallen uitspraak en voordat hoger beroep werd ingesteld bij de Raad enkele malen naar de rechtbank heeft geschreven waarbij hij te kennen gaf dat hij te laat was om hoger beroep in te stellen.
De Raad concludeert dat appellant geen bijzondere omstandigheid heeft aangevoerd die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
In dat verband wordt overwogen dat uit vaste jurisprudentie volgt dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is, indien het niet tijdig indienen van een beroepschrift niet aan de indiener kan worden toegerekend. [1] Dit kan onder meer het geval zijn als sprake is van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die de indiener betreffen, zoals psychisch onvermogen of ernstige ziekte van de indiener. Een tweede vereiste voor een verschoonbare termijnoverschrijding is dat het beroepschrift zo spoedig mogelijk moet zijn ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Wanneer op voorhand duidelijk is dat dit niet het geval is, hoeft de toerekenbaarheid niet te worden beoordeeld. De termijnoverschrijding is dan niet verschoonbaar.
In de situatie van appellant is de termijn voor het indienen van het beroepschrift met bijna een jaar overschreden. De Raad is van oordeel dat dit een dusdanig lange periode is, dat niet kan worden gesteld dat appellant het beroepschrift zo spoedig mogelijk heeft ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar. [2]
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
2.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 21 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2177.