ECLI:NL:CRVB:2025:1690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de toekenning van een WW-uitkering niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Appellant had op 4 augustus 2022 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, welke op 17 augustus 2022 was toegekend. Na bezwaar van appellant, dat op 16 december 2022 ongegrond werd verklaard, heeft hij hoger beroep ingesteld. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft, omdat de WW-uitkering al was toegekend en er geen relevante bezwaren waren ingediend tegen de ingangsdatum, duur of hoogte van de uitkering. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij zich richtte tegen de ingangsdatum, maar de Raad bevestigt dat de rechtbank juist heeft geoordeeld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. Tevens wordt er geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht toegekend.