ECLI:NL:CRVB:2025:1692
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid van de geselecteerde functie medewerker tuinbouw
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die van 29 augustus 2016 tot 20 januari 2020 als schoonmaakster werkte, meldde zich ziek op 16 juni 2020. Het Uwv kende haar een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze op 10 januari 2022, omdat zij meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. Appellante ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Gelderland bevestigde deze beslissing, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep de geschiktheid van de functie medewerker tuinbouw pas adequaat heeft gemotiveerd. De Raad oordeelde dat de schending van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet tot benadeling van appellante heeft geleid, en dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.988,50 bedragen, en het griffierecht van € 188,- diende vergoed te worden.