ECLI:NL:CRVB:2025:1739
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G.H. Amstelveen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/7260. Het hoger beroep werd ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat op 8 november 2024 een aanvullende beslissing op bezwaar had genomen. Appellant heeft echter het hoger beroep ingetrokken, omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan zijn bezwaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, nu het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen, het bestuursorgaan op verzoek van appellant veroordeeld kan worden in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten, die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, in totaal € 3.654,48 bedragen. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor het indienen van de beroeps- en hoger beroepschriften, alsook reiskosten voor het bijwonen van de zittingen.
De uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier S.P.A. Elzer, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2025. De Raad heeft het Uwv tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellant betaalde griffierecht van € 186,-.