ECLI:NL:RBDHA:2023:15142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/7260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G.H. Amstelveen, en het UWV, vertegenwoordigd door M. Molenaar. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Het UWV had eerder de aanvraag van eiser voor een loongerelateerde WGA-uitkering goedgekeurd, maar later besloten dat deze uitkering niet duurzaam was. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de arbeidsongeschiktheid van eiser beoordeeld, met name de medische situatie op de relevante data, 30 september 2019 en 15 mei 2021. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser op deze data volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts B&B had de medische situatie van eiser zorgvuldig beoordeeld en de rechtbank vond geen reden om aan de juistheid van zijn rapport te twijfelen. Eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van het UWV konden weerleggen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om schadevergoeding en dat de proceskosten niet vergoed werden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA-regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7260

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.H. Amstelveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Molenaar).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 29 oktober 2021 (primair besluit I) de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiser per 30 september 2019 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen primair besluit I. Met de beslissing op bezwaar van
17 oktober 2022 (bestreden besluit I) is het UWV bij dit besluit gebleven.
Het UWV heeft met het besluit van 1 februari 2022 (primair besluit II) eiser laten weten dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering eindigt per 14 mei 2021 en dat hij vanaf 15 mei 2021 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen primair besluit II. Met de beslissing op bezwaar, eveneens van 17 oktober 2022 (het bestreden besluit II) is het UWV bij dit besluit gebleven (de rechtbank begrijpt dat 15 mei
2022een verschrijving is en dat 2021 bedoeld wordt).
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de bestreden besluiten I en II.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser was werkzaam als houtbewerker voor gemiddeld 34,04 uur per week. Op
2 oktober 2017 viel hij ziek uit voor deze werkzaamheden. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV de ZW-uitkering beëindigd. Deze beslissing heeft de rechtbank Den Haag in de uitspraak van 30 april 2021 vernietigd, waarna het UWV heeft bepaald dat eiser doorlopend recht heeft op een ZW-uitkering.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Hierna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 30 september 2019 en op 15 mei 2021 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een IVA [2] -uitkering.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 28 september 2022. De duurzame beperkingen per 30 september 2019 zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 oktober 2022. De duurzame beperkingen per 15 mei 2021 zijn opgenomen in de FML van 28 september 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 oktober 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij in aanmerking komt voor een IVA-uitkering en dat het UWV onterecht stelt dat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser vindt de aanname om verbetering te verwachten niet reëel en stelt dat zijn medische situatie op lange termijn niet zal verbeteren. De behandelaren geven aan dat er voor de ACNES (buikwandpijnsyndroom) geen verdere behandeling meer mogelijk is. Chirurgisch is er geen optie meer, bij het Erasmus MC konden ze niks meer voor eiser betekenen en de behandelingen bij de pijnpoli zijn zonder resultaat. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat de pijnbestrijding die hij heeft niet is om de belastbaarheid te vergroten. De klachten ten gevolge van ACNES zijn nog steeds in volle omvang aanwezig. Ook de PRF [3] -behandeling heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat er bij 13% van de patiënten dusdanige verbetering is, maar bij het merendeel, zoals bij eiser, is er geen verbetering. Vanaf 2018 wordt de situatie alleen maar slechter. Uit de brief van
13 april 2021 van de physician assistant Chirurgie volgt dat het aantal pijnpunten toeneemt. De voorgestelde pijnrevalidatie, mindfulness en second opinion is gericht op de kwaliteit van leven, niet op verbetering van de belastbaarheid. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de verzekeringsarts B&B verbetering aangeeft, maar dat het niet precies duidelijk is wat zou kunnen verbeteren. Eiser heeft ter zitting de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen.
7. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat er sprake is van valsheden en verdraaiingen vanuit het UWV. De verzekeringsarts B&B heeft geen rekening gehouden met het dossier van deskundige Hollander, die de rechtbank bij het beroep tegen de EZWb heeft ingeschakeld. Ook zijn er medische documenten genegeerd. Ieder punt wat aangeeft dat de ziekte duurzaam is, wordt verstopt.
8. Eiser verzoekt om schadevergoeding.

Wat vindt de rechtbank

9. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
10. Volgens vaste rechtspraak [4] moet de verzekeringsarts zich een oordeel vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op WIA-uitkering en in de periode daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Indien van een stabiele of verslechterende situatie wordt uitgegaan voor het eerste jaar moet de vaststelling dat in de periode daarna sprake is van een meer dan geringe kans op herstel concreet en toereikend worden onderbouwd.
11. Niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
12. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie ten tijde van de data in geding, 30 september 2019 en 15 mei 2021.
Het onderzoek
13. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat het onderzoek van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier bestudeerd, is aanwezig geweest bij de hoorzitting en heeft aansluitend eiser onderzocht en heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegenomen in zijn beoordeling. De rechtbank ziet in het rapport van de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om aan te nemen dat medische informatie is genegeerd of dat er onvoldoende rekening is gehouden met stukken. Ten aanzien van het rapport van deskundige Hollander merkt de rechtbank op dat voor de belastbaarheid per 30 september 2019 uitgegaan is van dezelfde beperkingen als bij de EZWb na de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat onvoldoende rekening is gehouden met dit rapport.
Duurzaamheid per 30 september 2019
14. De verzekeringsarts B&B heeft per 30 september 2019 alleen de beperkingen ten gevolge van de astma en allergie van eiser duurzaam geacht. De prognose op 30 september 2019 ten aanzien van de ACNES is dat er een meer dan geringe kans bestaat op het verdwijnen van de beperkingen. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat uit de brief van de chirurg van 17 april 2019 kan worden opgemaakt dat injecties nog drie keer herhaald moeten worden en dat er bij onvoldoende resultaat PRF of een neurorectomie kan plaatsvinden. Uit de brief van de pijnspecialist van 2 december 2019 volgt dat PRF heeft plaatsgevonden en dat het resultaat wordt afgewacht. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat PRF in 13% van de gevallen tot dusdanige verbetering leidt dat verdere behandeling niet meer noodzakelijk is.
15. De rechtbank vindt dat de motivering van de verzekeringsarts B&B een concrete en deugdelijke afweging is van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde waren rond 30 september 2019. De verzekeringsarts B&B heeft de verwachte verbetering gebaseerd op de lopende behandelingen en behandelmogelijkheden zoals die er waren rond 30 september 2019. Uit de brieven van 17 april 2019 en 2 december 2019 blijkt niet dat de behandelaren de verwachting hadden dat de behandelingen geen of een gering effect zouden hebben. De rechtbank vindt dat hiermee een voldoende concrete en deugdelijke afweging is gemaakt. Eiser heeft in zijn beroep verwezen naar medische informatie en stukken van zijn behandelaren van ruim na 30 september 2019. De rechtbank kan aan die stukken niet de betekenis toekennen die eiser daaraan toegekend wil zien, omdat bij de beoordeling van de duurzaamheid niet kan worden meegenomen of de verwachte verbetering van de functionele mogelijkheden naderhand daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of niet. Het gaat om de prognose zoals die was rond 30 september 2019.
16. De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft onderbouwd wat het mogelijke resultaat is van de behandelingen voor eiser, door middel van de FML van 10 oktober 2022. Hieruit valt immers af te leiden voor welke beperkingen op 30 september 2019 nog verbetering was te verwachten.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de hand van de FML van 10 oktober 2022 berekend dat eiser met de duurzame beperkingen ten gevolge van astma en allergie per
30 september 2019 voor 25,89% arbeidsongeschikt is. De arbeidsdeskundige B&B merkt terecht op dat op basis van de fictief vastgestelde belastbaarheid het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 80-100% is en er geen recht ontstaat op een IVA-uitkering. De rechtbank merkt op dat daarmee voldoende betekenis toekomt aan de verwachte verbetering van de functionele mogelijkheden, in die zin dat dit ertoe leidt dat eiser niet meer volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van de arbeidsdeskundige B&B.
18. Het UWV heeft terecht bepaald dat op 30 september 2019 de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser nog niet duurzaam is.
Duurzaamheid per 15 mei 2021
19. De verzekeringsarts B&B heeft voor de duurzaamheid per 15 mei 2021 aangegeven dat er voor de ACNES nog verbeteringen te verwachten zijn. Uit de brief van de anesthesioloog van 20 september 2022 volgt dat eiseres op 9 december 2021 voor een second opinion bij de anesthesioloog is geweest. Deze heeft eiser niet meer vervolgd, maar heeft wel een behandelplan opgesteld met meerdere behandelopties welke via de huisarts moeten plaatsvinden. De behandelopties bestaan uit aanpassingen in de medicatie en psychologische behandeling. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat met aanpassing van de medicatie de pijnklachten verminderd kunnen worden. Met psychologische behandeling is er een meer dan geringe kans op verbetering van de coping van eiser en vermindering van de sensitisatie. Dit leidt tot verbetering van de belastbaarheid. Hierbij is adequaat herstelgedrag ook van belang. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat in de eindevaluatie van 4 februari 2019 van een gevolgd revalidatietraject de revalidatiearts heeft aangegeven dat eiser meer adequate coping heeft ontwikkeld, maar het lastig was om te herstellen van een terugval. De revalidatiearts zag wel mogelijkheden om de activiteiten verder uit te bouwen. De verzekeringsarts B&B geeft – kort samengevat – aan dat de aangenomen beperkingen in verband met het vele zitten en liggen het gevolg zijn van inadequaat herstelgedrag. Verder hebben alle behandelingen voor het volledig verdwijnen van de ACNES op 15 mei 2021 plaatsgevonden, waardoor beperkingen ter voorkoming van het sterk aanspannen van de buikspieren of druk op de buik wel duurzaam zijn. De duurzame beperkingen per 15 mei 2021 heeft de verzekeringsarts B&B opgenomen in de FML van 28 september 2021.
20. De rechtbank vindt dat de motivering van de verzekeringsarts B&B een concrete en deugdelijke afweging inhoudt van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde waren rond 15 mei 2021. De verzekeringsarts B&B heeft zich gebaseerd op het plan dat de anesthesioloog na de datum in geding, namelijk op 9 december 2021, heeft opgesteld. Eiser heeft aangegeven dat dit geen behandelplan is en dat het gericht is op verbetering van de kwaliteit van zijn leven, maar dat leidt niet tot een ander oordeel. De verzekeringsarts B&B heeft erkend dat eiser op 15 mei 2021 uitbehandeld was voor het volledig verdwijnen van ACNES en heeft daar ook duurzame beperkingen voor aangenomen. In het kader van duurzaamheid gaat het echter niet om het volledig herstellen van een ziekte of gebrek, maar om verbetering van de functionele mogelijkheden. De rechtbank kan volgen dat verminderde pijnklachten en adequate coping tot een verbetering van de functionele mogelijkheden kunnen leiden.
21. De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft onderbouwd wat het mogelijke resultaat is van de behandelingen voor eiser, door middel van de FML van 28 september 2022. Hieruit valt immers af te leiden voor welke beperkingen op 15 mei 2021 nog verbetering was te verwachten.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de hand van de FML van 28 september 2022 berekend dat eiser met de duurzame beperkingen per 15 mei 2021 voor 38,81% arbeidsongeschikt is. De rechtbank merkt op dat daarmee voldoende betekenis toekomt aan de verwachte verbetering van de functionele mogelijkheden, in die zin dat dit ertoe leidt dat eiser niet meer volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van de arbeidsdeskundige B&B.
23. Het UWV heeft terecht bepaald dat op 15 mei 2021 de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser nog niet duurzaam is.
24. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van het UWV. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een deskundige te benoemen daarom af.

Conclusie en gevolgen

25. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 30 september 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, omdat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
26. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 15 mei 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen, omdat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
27. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.IVA: Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
3.PRF: Pulsed Radio Frequency.
4.Zie bijvoorbeeld tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3350).