Uitspraak
17 juli 2025, 24/1910 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.C. van der Weele, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/1910. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon op 18 juli 2025 en eindigde op 29 augustus 2025. Het beroepschrift werd echter pas op 2 september 2025 ingediend, wat na de termijn was. De gemachtigde van appellante gaf aan dat zij de verkeerde termijn in haar agenda had genoteerd, maar de Raad oordeelde dat dit geen bijzondere persoonlijke omstandigheden opleverde die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de professionaliteit van de rechtshulpverlener in dit geval voor risico van de appellante kwam. De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het hoger beroep zonder verder onderzoek niet-ontvankelijk werd verklaard.