ECLI:NL:CRVB:2025:1825

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
25/1786 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.C. van der Weele, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/1910. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon op 18 juli 2025 en eindigde op 29 augustus 2025. Het beroepschrift werd echter pas op 2 september 2025 ingediend, wat na de termijn was. De gemachtigde van appellante gaf aan dat zij de verkeerde termijn in haar agenda had genoteerd, maar de Raad oordeelde dat dit geen bijzondere persoonlijke omstandigheden opleverde die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de professionaliteit van de rechtshulpverlener in dit geval voor risico van de appellante kwam. De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het hoger beroep zonder verder onderzoek niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 december 2025
25/1786 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
17 juli 2025, 24/1910 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.C. van der Weele, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Als een partij wordt bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener dan komt diens handelen in beginsel voor risico van die partij. Een termijnoverschrijding is in een dergelijk geval doorgaans niet verschoonbaar vanwege de professionaliteit die bij beroepsmatig handelen mag worden verwacht. Op dit uitgangspunt wordt alleen een uitzondering gemaakt als sprake is van (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de professionele rechtshulpverlener of als de termijnoverschrijding is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 17 juli 2025 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 18 juli 2025 en is geëindigd op 29 augustus 2025.
Het beroepschrift is op 2 september 2025 per mail - en dus na afloop van de beroepstermijn - door de gemachtigde van appellante ingediend. Bij brief van 21 oktober 2025 is gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop met een e-mailbericht van 11 november 2025 geantwoord dat zij op onverklaarbare wijze de verkeerde termijn in haar agenda heeft genoteerd.
De gemachtigde van appellante heeft daarmee geen (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. [1]
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, r.o. 5.1