ECLI:NL:CRVB:2025:1840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak staat de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant centraal, die per 10 juni 2023 door het Uwv is stopgezet. Appellant, die zich ziek had gemeld met whiplashklachten na een auto-ongeluk, betwistte de beëindiging van zijn uitkering op basis van zijn medische beperkingen. Hij stelde dat hij niet in staat was om passende functies te vervullen en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten. De rechtbank Rotterdam had eerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, oordelend dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon kon verdienen in passende functies. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv correct was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de beëindiging van de ZW-uitkering bleef in stand.