Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.Deze voorwaarden behoeven daarom geen verdere bespreking.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 2001, had op 1 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte vanwege verschillende medische aandoeningen, waaronder psychische klachten en het Ehlers-Danlossyndroom. Het Uwv concludeerde echter, na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, dat appellante wel degelijk arbeidsvermogen had en weigerde de uitkering. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 4 december 2024.
Appellante was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en voerde aan dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat het Uwv meer informatie had moeten opvragen over haar incontinentieproblematiek. Tijdens de zitting op 5 november 2025 werd appellante bijgestaan door haar advocaat en haar persoonlijk begeleidster. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was voor het Uwv om aanvullende informatie op te vragen. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en oordeelde dat appellante op 1 juni 2023 over arbeidsvermogen beschikte, waardoor zij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De weigering van de Wajong-uitkering werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten.