ECLI:NL:CRVB:2025:210

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
23/3245 POL
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toegang tot overgangsbeleid voor politieambtenaar na aanmeldingstermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, werkzaam bij de politie, had zich na de aanmeldingstermijn aangemeld voor het overgangsbeleid dat uitzicht biedt op een seniorfunctie. De korpschef van politie had haar aanvraag afgewezen, omdat zij zich niet binnen de gestelde termijn had aangemeld. Appellante stelde dat zij niet goed geïnformeerd was over het overgangsbeleid en dat zij, indien zij alle informatie had gehad, zich tijdig had aangemeld. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de korpschef. De aanmeldingstermijn was duidelijk en de korpschef had voldoende informatie verstrekt over het overgangsbeleid. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Hierdoor blijft de afwijzing van de aanvraag van appellante in stand, en krijgt zij geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/3245 POL
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2023, 23/342 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de afwijzing van een na de aanmeldingstermijn gedane aanvraag van appellante om in aanmerking te komen voor het overgangsbeleid dat uitzicht biedt op een seniorfunctie. Appellante vindt dat zij destijds niet goed geïnformeerd is. Als zij toen alle informatie had gehad, had zij zich wel op tijd aangemeld
.De Raad oordeelt dat geen sprake is geweest van een onvolledige of onjuiste informatieverstrekking over het overgangsbeleid. De korpschef heeft op goede gronden geweigerd om appellante alsnog toe te laten tot het overgangsbeleid.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De korpschef heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 december 2024. Appellante is verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové en drs. G.I. Johanns.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante werkte bij de politie in de functie van [naam functie] bij het Team Milieu van de Eenheid [X] .
1.2.
In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Sector Politie 2018-2020 zijn afspraken gemaakt over het loopbaanpad voor degenen die vanaf 1 januari 2021 de basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) gaan volgen en het diploma van de basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) hebben behaald. Ook zijn afspraken gemaakt over overgangsbeleid voor het zittend personeel. De wijze waarop dit overgangsbeleid vorm en inhoud krijgt, is vastgelegd in de ‘Beleidsregel Overgangsbeleid Loopbaanpad na afronding basisopleiding Allround Politiemedewerker (mbo4)’ (overgangsbeleid).
1.3.1.
Het overgangsbeleid heeft onder meer ten doel om zittende generalisten met het diploma van de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) de mogelijkheid te bieden om aangesteld te worden in een seniorfunctie. Zij krijgen eenmalig gedurende een nader te bepalen termijn de mogelijkheid om aan te geven dat zij hiervoor in aanmerking willen komen.
1.3.2.
Het overgangsbeleid voorziet erin dat in een bepaalde periode landelijk ieder jaar een jaarlijks vast te stellen aantal ‘ n4-generalisten ’, in volgorde van meeste politiedienstjaren, worden aangesteld in een seniorfunctie in het eigen vakgebied, werkterrein en team. Uit het overgangsbeleid volgt ook dat seniorvacatures die in de loop van het jaar ontstaan, worden opengesteld onder n4-generalisten die zich hebben aangemeld.
1.4.
Appellante valt onder de doelgroep van de ‘ n4-generalisten ’.
1.5.
In het geval van appellante liep de aanmeldingstermijn voor het overgangsbeleid van 1 februari 2020 tot 1 september 2020. Zij heeft zich in die periode (bewust) niet aangemeld.
1.6.
Appellante heeft op 22 juli 2022 aan de korpschef verzocht om haar alsnog toe te laten tot het overgangsbeleid. Bij besluit van 3 augustus 2022 is dit verzoek afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.7.
Bij besluit van 5 december 2022 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat de datum van 1 september 2020 als uiterste datum voor de aanmelding een harde datum is en dat hiervan alleen in schrijnende situaties, als de medewerker zich echt buiten zijn of haar schuld niet heeft kunnen aanmelden, wordt afgeweken. In het geval van appellante is hiervan geen sprake. De informatie over het overgangsbeleid is volledig en juist geweest.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, geoordeeld dat appellante niet verkeerd is voorgelicht over het overgangsbeleid en de voorrang die daaruit voortvloeit. De korpschef heeft veel en duidelijke informatie verstrekt over het overgangsbeleid. Hierover zijn meerdere berichten geplaatst op intranet, die appellante ook bekend waren. Ook is appellante niet op het verkeerde been gezet als het gaat om de taken van een senior.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Appellante is van mening dat zij ten onrechte niet alsnog is toegelaten tot het overgangsbeleid. Zij voert daartoe aan dat de informatie over het overgangsbeleid en de gevolgen daarvan en de informatie over de inhoud van de seniorfunctie, destijds onvolledig en onjuist was. Als appellante toen alle informatie had gehad, had zij zich wel op tijd aangemeld
.
4.2.1.
Het betoog van appellante dat zij niet goed geïnformeerd is over de gevolgen van het overgangsbeleid, waarbij zij verwijst naar de voorrangspositie die aangemelde n4-generalisten hebben bij sollicitaties op seniorvacatures, slaagt niet.
4.2.2.
In het overgangsbeleid, gepubliceerd op 9 september 2019, [1] was bepaald dat seniorvacatures (enkel) werden opengesteld onder de aangemelde n4-generalisten . Pas met ingang van 9 november 2020 [2] is dit in het overgangsbeleid gewijzigd naar een voorrangspositie. Dit houdt in dat seniorvacatures niet meer alleen worden opengesteld onder de aangemelde n4-generalisten , maar dat deze n4-generalisten wel een voorrangspositie hebben bij deze vacatures. Ten tijde van de aanmeldingstermijn voor het overgangsbeleid gold dus nog geen voorrangspositie voor de aangemelde n4-generalisten bij een seniorvacature, maar betrof het toen in feite een nog exclusievere positie.
4.2.3.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de korpschef appellante niet onjuist of onvolledig heeft voorgelicht. Vóór het ingaan van de aanmeldingstermijn en ook gedurende die termijn is veel informatie aan medewerkers verstrekt over het overgangsbeleid. Daarbij is tevens met een link verwezen naar de tekst van het overgangsbeleid, waarin over de vervulling van de seniorvacatures en de positie van de aangemelde n4-generalisten daarin, expliciet informatie is verstrekt. Onder meer uit een op 16 mei 2019 geplaatst bericht op intranet volgt verder dat vacatures voor seniorfuncties worden opengesteld onder n4generalisten die zich hebben aangemeld. Verder is het de eigen verantwoordelijkheid van appellante om op de hoogte te zijn van de inhoud van het overgangsbeleid en bij eventuele onduidelijkheden daarover navraag te doen.
4.3.1.
Appellante heeft verder betoogd dat zij niet goed geïnformeerd is over de inhoud van de seniorfunctie. Appellante heeft zich destijds niet aangemeld voor het overgangsbeleid vanwege de specifieke taak zaakscoördinatie die bij de functie van een senior hoort en die haar minder aanspreekt. Volgens appellante is in de praktijk echter gebleken dat zaakscoördinatie niet door alle senioren wordt gedaan of dat deze taak minder zwaar is geworden sinds de invoering van het overgangsbeleid. Ook dit betoog slaagt niet.
4.3.2.
Voorop wordt gesteld dat de zaakscoördinatie behoort tot de kerntaak en verantwoordelijkheid van een seniorfunctionaris. Uitgangspunt is dus dat een senior deze taak uitvoert en dit is, zoals de korpschef ook ter zitting heeft bevestigd, door invoering van het overgangsbeleid niet veranderd. Dit betekent dat de korpschef deze taak aan een senior kan opdragen. Dat in de praktijk is gebleken dat senioren in sommige teams deze taak niet of in mindere mate uitvoeren, maakt het voorgaande niet anders. Ook valt niet in te zien dat de korpschef voor of ten tijde van de aanmeldingstermijn voor het overgangsbeleid de medewerkers had kunnen of moeten informeren over deze wijziging van de praktijk. Als appellante al kan worden gevolgd in haar stelling dat na de toepassing van het overgangsbeleid de zaakscoördinerende rol van een senior minder zwaar is geworden, dan betreft dit een omstandigheid van ná de aanmeldingstermijn.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat van een onjuiste of een onvolledige informatieverstrekking door de korpschef geen sprake is geweest. Hieruit vloeit voort dat appellante ook niet wordt gevolgd in haar beroepsgrond dat zij vanwege de onjuiste of onvolledige informatie alsnog moet worden toegelaten tot het overgangsbeleid.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en L.M. Tobé en B. Serno als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) S.S. Blok

Voetnoten

1.Staatscourant 2019, nr. 46498.
2.Staatscourant 2020, nr. 57387.