ECLI:NL:CRVB:2025:272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant per 12 april 2022 na beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 12 april 2022 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant betwistte deze beëindiging, stellende dat zijn medische beperkingen hem verhinderden om de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de medische beperkingen van appellant sinds de eerdere Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) niet waren toegenomen en dat de geselecteerde functies ook op de datum van beëindiging medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering te beëindigen, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door zijn klachten niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand bleef.