ECLI:NL:CRVB:2025:308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante door het Uwv per 1 mei 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep ongegrond had verklaard. De Raad heeft een deskundige benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellante meer beperkingen heeft dan eerder vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat de functies die aan appellante zijn toegewezen, geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante.