ECLI:NL:CRVB:2025:429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 23 oktober 2013, waarbij aan appellant een WIA-uitkering werd geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn gezondheidssituatie is verslechterd en dat hij recht heeft op een WIA-uitkering per januari 2018 of 23 oktober 2018, op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd om het eerdere besluit te herzien. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid ondermijnen. De rechtbank heeft de zaak eerder ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, omdat de medische onderbouwing van het Uwv voldoende is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen WIA-uitkering.