ECLI:NL:CRVB:2025:511

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
22/3401 WSF-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanvraag reisvoorziening Wsf 2000 en indirecte discriminatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant met de Spaanse nationaliteit die een aanvraag heeft ingediend voor een reisvoorziening op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) met ingang van 1 juli 2021. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant op de peildatum nog geen migrerend werknemer was. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit van de minister ongegrond. De appellant stelde dat de peildatum leidt tot verboden indirecte discriminatie in de zin van het Unierecht en dat hij op de peildatum al een migrerend werknemer was op basis van een payrollovereenkomst. De Centrale Raad van Beroep verwierp deze gronden en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant op de peildatum geen migrerend werknemer was, omdat hij op dat moment geen arbeid had verricht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

22/3401 WSF-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 september 2022, 21/2487 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: S. Ploum
Appellant is niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bouhuys.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft de Spaanse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een reisvoorziening op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) met ingang van 1 juli 2021. Bij de aanvraag heeft appellant een arbeidsovereenkomst met [naam B.V.] overgelegd. De ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst is 5 juli 2021. Bij besluit van 21 juli 2021 is de aanvraag afgewezen voor de maand juli 2021. Het bezwaar daartegen heeft de minister bij besluit van 3 september 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Omdat appellant op de peildatum 1 juli 2021 nog geen (migrerend) werknemer was heeft hij over die maand geen recht op een reisvoorziening. Van indirecte discriminatie naar nationaliteit is geen sprake.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de peildatum van artikel 1.2 van de Wsf 2000 leidt tot een verboden indirecte discriminatie in de zin van het Unierecht. Appellant heeft verder aangevoerd dat hij op de peildatum van 1 juli 2021 reeds een migrerend werknemer was op basis van een payrollovereenkomst met Payroll Select, welke overeenkomst is ingegaan op 29 juni 2021. Het feit dat hij via Payroll Select niet heeft gewerkt omdat hij niet is opgeroepen, doet hier niet aan af.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De grond dat het hanteren van de peildatum van artikel 1.2 van de Wsf 2000 een verboden indirecte discriminatie in de zin van het Unierecht oplevert, wordt verworpen onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad hierover. [1]
4.2.
De grond dat appellant al op de peildatum 1 juli 2021 een migrerend werknemer was wordt ook verworpen. Op 1 juli 2021 bestond er weliswaar een oproepovereenkomst maar op basis van die oproepovereenkomst heeft appellant in het geheel geen arbeid verricht. Pas per 5 juli 2021 gold een arbeidsovereenkomst op basis waarvan feitelijk is gewerkt. Hieruit wordt afgeleid dat appellant op 1 juli 2021 nog geen migrerend werknemer was.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dat betekent dat appellant voor de maand juli 2021 geen recht heeft op de reisvoorziening.
5.2.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S. Ploum (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1592; van 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:700 en van 12 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:724 en ECLI:NL:CRVB:2024:725.