In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een politieambtenaar (appellant) tegen de besluiten van de korpschef van politie en de Staat der Nederlanden. De Raad oordeelt dat het functioneel leeftijdsontslag dat aan appellant is verleend op een gewijzigde grondslag, evenals de bijbehorende ontslaguitkering van maximaal tien jaar, rechtmatig zijn. De appellant had eerder verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de Raad is toegewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal meer dan vier jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank had eerder al een tussenuitspraak gedaan waarin het beroep van appellant tegen een eerdere beslissing van de korpschef werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen het nieuwe besluit van de korpschef werd ongegrond verklaard. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de appellant niet kan terugkomen op de voorwaarden van de ontslaguitkering, die maximaal tien jaar bedraagt, en dat er geen sprake is van een verboden onderscheid naar leeftijd. De Raad heeft ook de proceskosten en schadevergoedingen vastgesteld die aan de appellant moeten worden betaald door de korpschef en de Staat.