ECLI:NL:CRVB:2025:640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
24/1302 WMO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om wraking in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2025 een verzoek om wraking van een rechter niet in behandeling genomen. Verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarbij zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij het griffierecht niet had betaald. Na deze uitspraak heeft verzoeker verzet aangetekend en verzocht om wraking van de rechter die zijn zaak had behandeld, alsook van alle andere rechters en medewerkers van de Raad. De Raad overweegt dat een verzoek om wraking alleen kan worden ingediend tegen rechters die daadwerkelijk een zaak behandelen. Aangezien de rechter in kwestie al had beslist over het beroep van verzoeker, was er geen grond voor wraking. Bovendien werd het verzoek om wraking van alle rechters en medewerkers als misbruik van het wrakingsmiddel beschouwd, omdat het niet gericht was op een specifieke rechter die een zaak behandelde. De Raad heeft daarom besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Er zijn geen proceskosten toegewezen, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

24/1302 WMO-W
Datum beslissing: 24 april 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2024, 23/5341.
Bij uitspraak van 12 februari 2025 heeft D. Hardonk-Prins, lid van de enkelvoudige kamer van de Raad, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker het griffierecht niet heeft betaald. [1] Hierbij zijn de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker verzet gedaan.
Met e-mailberichten van 3 april 2025 heeft verzoeker verzocht om wraking van HardonkPrins en alle andere bij de Raad werkzame rechters en medewerkers.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Awb en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van de verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft via rechtspraak.nl verzoeken gedaan met een beroep op betalingsonmacht. Die verzoeken schijnen in de boekhouding van de Raad spoorloos te zijn verdwenen. Hardonk-Prins durfde hem met verzuim te besmeuren. Het blijkt nu ook nog opeens helemaal onmogelijk om juridische post via rechtspraak.nl in te dienen. Dat zijn volgens verzoeker alle gronden om vast te stellen dat het hier om een geïntegreerde criminele bende van de hoogste rang gaat.
3. Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.1.
Voor zover het verzoek om wraking is gericht tegen Hardonk-Prins, wordt het volgende overwogen. Een verzoek om wraking van een rechter moet betrekking hebben op een bij die rechter in behandeling zijnde zaak. Daarvan was ten tijde van het verzoek om wraking van verzoeker geen sprake, omdat Hardonk-Prins bij uitspraak van 12 februari 2025 al op het beroep van verzoeker had beslist. Het verzoek om wraking wordt dan ook in zoverre, met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Regeling, niet in behandeling genomen. De Raad merkt hierbij nog op dat, voor zover verzoeker het niet eens is met de uitspraak van 12 februari 2025, de verzetsprocedure de aangewezen weg is om dit kenbaar te maken.
3.2.
Voor zover het verzoek om wraking is gericht tegen alle bij de Raad werkzame rechters en medewerkers, wordt het volgende overwogen. Artikel 8:15, eerste lid, van de Awb biedt alleen de mogelijkheid tot wraking van een rechter die een zaak behandelt. Nu het verzoek om wraking van alle bij de Raad werkzame rechters en medewerkers in wezen is gericht tegen de Raad als zodanig, en dus niet is gericht tegen een rechter die een zaak behandelt, wordt het verzoek met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, van de Regeling niet in behandeling genomen.
4. De Raad ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb te bepalen dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met nr. 24/1302 WMO niet in behandeling wordt genomen. Verzoeker heeft in de beroepsprocedure bij de rechtbank ook een verzoek om wraking ingediend. In de beslissing op dat verzoek had de rechtbank ook al overwogen dat een verzoek om wraking betrekking moet hebben op de met de behandeling van de zaak belaste rechter(s), dat het verzoek niet tegen het hele college gericht kan zijn en dat andere medewerkers van de rechtbank dan rechters niet kunnen worden gewraakt. Nu verzoeker bij de Raad wederom alle bij het college werkzame rechters en medewerkers wraakt, is de conclusie dat hij misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met nr. 24/1302 WMO niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en E.C.E. Marechal en J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) M. Dafir
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht
[…]
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
[…]
Artikel 3 van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022
[…]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
het niet afkomstig is van een partij;
het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
het betrekking heeft op het college als zodanig;
het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
het niet is gemotiveerd;
het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
[…]
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.