ECLI:NL:CRVB:2025:667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van duurzaam arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 2003, heeft een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij stelt dat hij door autisme en een licht verstandelijke beperking duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat appellant op het moment van de aanvraag geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is. De rechtbank Gelderland heeft het bezwaar van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd de Wajong-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelt dat appellant niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen niet is aangetoond. De Raad volgt de argumentatie van het Uwv dat er mogelijkheden zijn voor appellant om zijn arbeidsvermogen te ontwikkelen, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.