ECLI:NL:CRVB:2025:668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
24/2588 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 1 september 2022. De verzoeker, woonachtig in Marokko, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn verzoek om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had afgewezen. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak het hoger beroep ongegrond verklaard en de beslissing van de rechtbank bevestigd.

De verzoeker heeft op 26 oktober 2024 een verzoek tot herziening ingediend, waarin hij stelt dat hij ziek is en niet in staat is om te werken. Hij is het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en vraagt om een herziening van de eerdere uitspraak. De Raad heeft echter vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die vóór de eerdere uitspraak bekend hadden kunnen zijn.

Volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijke uitspraak alleen worden herzien op basis van feiten die niet eerder bekend waren en die, indien ze bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening niet is bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar om onjuistheden in eerdere uitspraken te corrigeren. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

24/2588 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, in verbinding met de artikelen 8:108 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2022, 20/2789
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 30 april 2025
PROCESVERLOOP
Met een uitspraak van 1 september 2022 heeft de Raad het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2020, 19/5517, ongegrond verklaard en deze uitspraak bevestigd.
Bij brief van 26 oktober 2024, ontvangen op 15 november 2024, heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van 1 september 2020.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 3 februari 2025, ontvangen op 19 februari 2025, heeft verzoeker gereageerd op het verweerschrift.

OVERWEGINGEN

1. Verzoeker heeft, kort samengevat, naar voren gebracht dat hij ziek is en geen werk of andere activiteiten kan verrichten. Verzoeker is het niet eens met de beslissing van het Uwv en heeft verzocht een voor hem gunstige beslissing te nemen.
2. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;
waren zij bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Volgens vaste rechtspraak [1] dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden die hierboven zijn vermeld.
4. De Raad stelt vast dat verzoeker geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die vóór de uitspraak van 1 september 2022 hebben plaatsgevonden, die bij hem vóór die uitspraak niet bekend waren en die hem redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn, zoals bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Verzoeker beoogt een hernieuwde discussie over de zaak te voeren. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het middel van herziening daar niet voor bedoeld is. Het verzoek om herziening moet om die reden worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) N. ter Heerdt
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Raad van 19 september 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1821.