ECLI:NL:CRVB:2025:709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van besluit tot afwijzing Wajong-uitkering op basis van geen nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 4 september 2013, waarin de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die een heroverweging rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 27 maart 2025, waarbij appellante en haar gemachtigde niet aanwezig waren, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.H.H. Fuchs.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in 2013 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag. In de daaropvolgende jaren heeft zij meerdere keren een Wajong-aanvraag ingediend, die telkens werd afgewezen op basis van het oordeel dat zij over arbeidsvermogen beschikt. De Raad concludeert dat de informatie die appellante heeft ingediend, waaronder medische rapportages, niet leidt tot nieuwe feiten of omstandigheden die de eerdere besluiten kunnen wijzigen. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank, waardoor de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.