ECLI:NL:CRVB:2025:739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en vaststelling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 23 juni 2021 heeft vastgesteld op 39,53%. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep volgt dit standpunt niet en oordeelt dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage correct heeft vastgesteld. De Raad baseert zich op het deskundigenrapport van dr. E.M.H. van den Doel, die concludeert dat er geen neurologische aandoening is vastgesteld die de klachten van appellante kan verklaren. De Raad heeft het onderzoek heropend na de eerste zitting op 18 juli 2024, waaruit bleek dat het onderzoek niet volledig was. Na aanvullend onderzoek en rapportages van deskundigen, waaronder een neuropsycholoog en een neuroloog, blijft de Raad bij zijn oordeel dat de FML van 30 augustus 2021, zoals aangevuld op 10 juni 2024, voldoende is gemotiveerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, en bevestigt de aangevallen uitspraak.