ECLI:NL:CRVB:2025:742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak staat de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant centraal. Het Uwv heeft de uitkering per 11 mei 2023 beëindigd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) die door de verzekeringsarts is opgesteld. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant en dat er geen extra beperkingen zijn die in aanmerking moeten worden genomen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beëindiging van de WIA-uitkering en er wordt geen vergoeding voor proceskosten toegekend aan appellant.