In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van aanvragen voor algemene en bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Appellanten, die bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet, hebben hun aanvragen ingediend na intrekking van hun bijstand vanwege een te lang verblijf in het buitenland. De Raad oordeelt dat de financiële verstrengeling tussen appellant en de stichting die hij heeft opgericht, aan de toekenning van de aanvragen in de weg staat. De Raad concludeert dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. Wel wordt aan appellanten een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedures. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met 38 maanden is overschreden en kent een schadevergoeding toe van in totaal € 3.500,-, waarvan € 368,- voor het college en € 3.132,- voor de Staat der Nederlanden. De hoger beroepen van appellanten worden afgewezen, en de eerdere uitspraken van de rechtbank blijven in stand.