ECLI:NL:CRVB:2025:751

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
23/591 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet met toepassing van de kostendelersnorm en hoofdverblijf

In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op basis van de Participatiewet (PW) met ingang van 1 februari 2022, waarbij de kostendelersnorm van toepassing is. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft vastgesteld dat appellant in dezelfde woning hoofdverblijf had als zijn vader, en heeft daarom geen aanleiding gezien om van de kostendelersnorm af te wijken. De rechtbank heeft de besluitvorming van het college in stand gelaten, waarbij zij heeft overwogen dat appellant hoofdzakelijk bij zijn vader verblijft, wat betekent dat zijn hoofdverblijf op het adres van zijn vader is. Hierdoor heeft het college de vader terecht aangemerkt als kosten delende medebewoner.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen rechtsgrond is voor het college om rekening te houden met de voorgenomen wetswijziging per 1 januari 2023, die de leeftijd van bewoners die meetellen voor de kostendelersnorm verhoogt van 21 naar 27 jaar. Appellant heeft geen schulden, hoeft niet bij te dragen in de woonlasten en betaalt geen kostgeld. Bovendien ontvangt de vader van appellant een inkomen dat nagenoeg gelijk is aan de bijstandsnorm, waardoor zij samen een inkomen hebben dat de gehuwdennorm overstijgt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een zeer bijzondere situatie.

Appellant heeft aangevoerd dat zijn psychische gesteldheid en hulpbehoevendheid bijzondere omstandigheden zijn die het college zouden moeten aanzetten om van de kostendelersnorm af te wijken. Hij heeft ook gesteld dat hij dak- en thuisloos was en niet op het adres van zijn vader stond ingeschreven. De Raad is het eens met de rechtbank dat de argumenten van appellant in wezen een herhaling zijn van wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn psychische klachten aanleiding geven tot afstemming van de bijstand. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

23.591 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2023, 22/3801 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 15 april 2025
Zitting heeft: K.M.P. Jacobs
Griffier: A.M.J. van Erkel
Namens appellant is verschenen [naam vader] (vader van appellant), bijgestaan door mr. E.R. van Dijk, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Hielkema.

BESLISSING

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak. Daartoe is het volgende van belang.
1. Het gaat in deze zaak om toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet (PW), met ingang van 1 februari 2022, met toepassing van de kostendelersnorm. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant in dezelfde woning hoofdverblijf had als zijn vader. Het college heeft geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW van de kostendelersnorm af te wijken.
2. De rechtbank heeft de besluitvorming van het college in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, het volgende overwogen. Appellant heeft verklaard hoofdzakelijk bij zijn vader te verblijven. Dit betekent dat het hoofdverblijf van appellant op het adres van zijn vader is, zodat het college de vader terecht heeft aangemerkt als kosten delende medebewoner. Er is geen rechtsgrond op grond waarvan het college rekening had moeten houden met de voorgenomen wetswijzing per 1 januari 2023, waarbij de leeftijd van de bewoners die meetellen voor de kostendelersnorm is verhoogd van 21 jaar naar 27 jaar. Het college heeft onderzocht of toepassing moest worden gegeven aan artikel 18, eerste lid, van de PW. In de aangevoerde omstandigheden heeft het college hiervoor terecht geen aanleiding gezien. Eiser heeft geen schulden, hoeft niet bij te dragen in de woonlasten en betaalt geen kostgeld. Daarnaast ontvangt de vader van eiser een inkomen dat nagenoeg gelijk is aan de bijstandsnorm, zodat eiser en zijn vader samen een inkomen ontvangen dat de gehuwdennorm overstijgt. Dat desondanks sprake is van een zeer bijzondere situatie heeft appellant niet aannemelijk gemaakt.
3. Appellant voert aan dat zijn psychische gesteldheid en het feit dat hij hulpbehoevend was als bijzondere omstandigheden moeten worden gezien op grond waarvan het college met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW van de kostendelersnorm had moeten afwijken. Verder voert appellant aan dat hij ten tijde in dit geding van belang dak- en thuisloos was en in de gemeentelijke basisadministratie niet op het adres van zijn vader stond ingeschreven. Het college is ten onrechte ervan uit gegaan dat appellant zijn hoofdverblijf bij zijn vader had. Tenslotte heeft appellant nog aangevoerd dat het college uit coulance rekening had moeten houden met de wetswijziging van artikel 19a van de PW per 1 januari 2023.
4. Wat appellant aanvoert is in de kern een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. Appellant heeft in hoger beroep geen reden gegeven waarom die uitleg volgens hem onjuist of onvolledig is. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd en neemt deze overwegingen over. Hij voegt daaraan nog het volgende toe. Dat appellant psychische klachten heeft, is niet in geschil. Dat deze klachten betekenen dat het college had moeten afstemmen, heeft appellant niet aannemelijk gemaakt. Appellant heeft volstaan met de verwijzing naar de psychische klachten, maar hij heeft niet uiteengezet, en al helemaal niet onderbouwd met (financiële) stukken, waarom deze klachten moeten leiden tot afstemming van de bijstand. Dat er psychische klachten zijn, is op zichzelf geen reden om af te stemmen. [1]
5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M.J. van Erkel (getekend) K.M.P. Jacobs

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1075.