ECLI:NL:CRVB:2025:76

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
24/1596 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk wegens gebrek aan gronden en onredelijke termijn

Op 10 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een verzoeker uit Marokko. Het verzoek om herziening was ingediend op 10 juni 2024, met als doel de uitspraak van de Raad van 26 april 2024 te herzien. In deze eerdere uitspraak was een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 28 mei 2021 afgewezen. De Raad oordeelde dat het herzieningsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker geen gronden had ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift, inclusief een verzoek om herziening, de gronden van het beroep te bevatten. De verzoeker kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken.

De Raad benadrukte dat een herzieningsverzoek alleen kan worden ingediend op basis van nieuwe feiten of omstandigheden. In dit geval waren er geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, en het verzoek was meer dan een jaar na de oorspronkelijke uitspraak ingediend. Dit werd als onredelijk laat beschouwd. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening om deze redenen niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2025, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 januari 2025
24/1596 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, in verbinding met de artikelen 8:108 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2024, 21/2884
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij brief van 10 juni 2024 verzocht om herziening van de door de Raad op
26april 2024 tussen partijen gewezen uitspraak. Bij die uitspraak werd een verzoek om herziening van een uitspraak van de Raad van 28 mei 2021 afgewezen.

OVERWEGINGEN

Geen gronden ingediend
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Hetzelfde geldt voor het verzoek om herziening, zo volgt uit artikel 6:24 en artikel 8:119, tweede lid, van de Awb.
In het bijzonder stelt artikel 8:119, eerste lid, van de Awb dat herziening van een uitspraak alleen mogelijk is op grond van feiten en omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;
tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
Het ingediende verzoekschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 1 augustus 2024 is verzoeker in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Verzoeker heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 3 september 2024 is aan verzoeker nogmaals de gelegenheid geboden de gronden voor het verzoekschrift in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is verzoeker erop gewezen dat hij er rekening mee moet houden dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Verzoeker heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het verzoek om herziening is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Herzieningsverzoek is onredelijk laat ingediend
Daarnaast merkt de Raad het volgende op. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld kan alleen van een oorspronkelijke uitspraak om herziening worden verzocht en niet van een herzieningsuitspraak. [1] Het verzoek om herziening van 10 juni 2024 moet dan ook worden opgevat als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak van
28mei 2021.
Van degene die om herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard. In een geval als dit, waarin het niet gaat om een bestuurlijke boete en waarin geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld, wordt een verzoek om herziening geacht onredelijk laat te zijn ingediend, als het is ingediend meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht (zie de uitspraken van de Raad van 20 maart 2015 en van
21 november 2017). [2]
Bij het herzieningsverzoek van verzoeker zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd. Het herzieningsverzoek heeft betrekking op de oorspronkelijke uitspraak van de Raad van 28 mei 2021 en is meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking daarvan ingediend. Het verzoek om herziening van die uitspraak is dan ook onredelijk laat ingediend.
Het herzieningsverzoek is om deze beide redenen kennelijk niet-ontvankelijk. Er kan zonder verder onderzoek worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 1 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:235.