Op 10 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een verzoeker uit Marokko. Het verzoek om herziening was ingediend op 10 juni 2024, met als doel de uitspraak van de Raad van 26 april 2024 te herzien. In deze eerdere uitspraak was een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 28 mei 2021 afgewezen. De Raad oordeelde dat het herzieningsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker geen gronden had ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift, inclusief een verzoek om herziening, de gronden van het beroep te bevatten. De verzoeker kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken.
De Raad benadrukte dat een herzieningsverzoek alleen kan worden ingediend op basis van nieuwe feiten of omstandigheden. In dit geval waren er geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, en het verzoek was meer dan een jaar na de oorspronkelijke uitspraak ingediend. Dit werd als onredelijk laat beschouwd. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening om deze redenen niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2025, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.