ECLI:NL:CRVB:2025:831
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar herzieningsverzoek. De Raad had eerder, op 18 juni 2024, het herzieningsverzoek van appellante tegen een uitspraak van 24 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellante was het niet eens met deze beslissing en diende verzet in. Tijdens de zitting op 17 april 2025 was appellante aanwezig, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam was niet vertegenwoordigd.
De Raad heeft overwogen dat appellante meerdere keren was gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat zij niet tijdig had betaald. Appellante voerde aan dat zij geen griffierecht verschuldigd was voor haar verzoek om herziening van een verzetuitspraak, omdat een verzetschrift volgens haar geen beroepschrift is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft echter vastgesteld dat volgens de wet griffierecht verschuldigd is voor een verzoek om herziening, en dat de verzetprocedure deel uitmaakt van het hoger beroep.
De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald. De overige gronden van appellante zijn onbesproken gelaten, en het verzet is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.C. Boeree, met S. Pouw als griffier.