ECLI:NL:CRVB:2025:834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. van der Eijk, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 1 augustus 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 25 maart 2025 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze verzoeken. De Raad heeft vervolgens besloten geen nadere zitting te houden en het onderzoek te sluiten.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op een totaalbedrag van € 4.015,-, inclusief het griffierecht van € 185,- dat het Uwv aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.