In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2025, wordt geoordeeld dat de bezwaren van betrokkene 1 en betrokkene 2 niet-ontvankelijk hadden moeten worden verklaard. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de bezwaren van betrokkenen gegrond had verklaard en het besluit van het zorgkantoor had vernietigd. Het zorgkantoor had op 25 augustus 2020 het persoonsgebonden budget (pgb) van de budgethouder ingetrokken en een bedrag van € 64.599,15 teruggevorderd. Betrokkene 1 en betrokkene 2, respectievelijk de zorgaanbieder en de bewindvoerder van de budgethouder, maakten bezwaar tegen dit besluit. De Raad oordeelt dat betrokkenen geen belanghebbenden zijn bij het intrekkings- en terugvorderingsbesluit, en dat het zorgkantoor ten onrechte hun bezwaren ontvankelijk heeft geacht. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, behoudens de beslissingen over proceskosten en griffierecht, en verklaart de bezwaren van betrokkenen niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke definitie van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures.