Uitspraak
7 januari 2025, 24/7792
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. el Idrissi, hebben op 14 februari 2025 een herinnering ontvangen over het verschuldigde griffierecht van € 143,-, met de mededeling dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering op 17 maart 2025, waarin werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest zijn voldaan, is het griffierecht niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder inhoudelijk onderzoek. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.