ECLI:NL:CRVB:2025:910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23/3448 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toekenning van maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij dagelijkse handelingen en vaardigheden

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1995 en bekend met autisme en psychische beperkingen, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Het college had appellante een maatwerkvoorziening Ondersteuningsbehoefte B1 (OB1) toegekend voor de periode van 15 september 2022 tot en met 14 september 2023, terwijl appellante van mening was dat zij recht had op de zwaardere maatwerkvoorziening Ondersteuningsbehoefte B2 (OB2). De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte OB1 had verstrekt, omdat de ondersteuningsbehoefte van appellante ook gericht was op het terugkrijgen van de regie over haar dagelijkse handelingen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat appellante recht heeft op OB2 voor dezelfde periode, met een omvang van maximaal 9386 minuten in de vorm van zorg in natura. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 3.368,-. De uitspraak van de rechtbank Overijssel is vernietigd, en het beroep van appellante is gegrond verklaard.

Uitspraak

23/3448 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 november 2023, 23/1534 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (college)
Datum uitspraak:18 juni 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de ondersteuningsbehoefte van appellante bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden. De Raad is van oordeel dat het college niet OB1 aan appellante had moeten verlenen, maar OB2. Appellante krijgt daarom gelijk in hoger beroep.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 maart 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Heil.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1995, is bekend met autisme en psychische beperkingen en ondervindt daardoor beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie.
1.2.
Het college heeft aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) de maatwerkvoorziening Ondersteuningsbehoefte B2 (OB2) met een omvang van maximaal 9386 minuten verstrekt voor de periode van 15 september 2021 tot en met 14 september 2022 in de vorm van zorg in natura. Die ondersteuning betreft begeleiding bij algemene dagelijkse handelingen en vaardigheden.
1.3.
Op 15 juli 2022 heeft appellante zich gemeld met het verzoek om de eerder toegekende maatwerkvoorziening OB2 te verlengen.
1.4.
Het college heeft bij besluit van 23 december 2022, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juni 2023 (bestreden besluit), aan appellante de maatwerkvoorziening Ondersteuningsbehoefte B1 (OB1) verstrekt voor de periode van 15 september 2022 tot en met 14 september 2023 met een omvang van maximaal 9386 minuten in de vorm van zorg in natura. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de ondersteuning is gericht op stabilisatie en ondersteuning bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden. Daarvoor volstaat OB1. De doelen die waren gesteld voor het voorgaande jaar ten aanzien van het ontwikkelen van vaardigheden om zelf de regie weer te verkrijgen bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden, had zij grotendeels niet behaald.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat het toegekende profiel ontoereikend is om de ondersteuning die zij nodig heeft volledig in te zetten, met als gevolg dat haar ontwikkeling niet alleen stokt, maar ook teruggaat.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante als maatwerkvoorziening ondersteuning nodig heeft bij de algemene dagelijkse handelingen en vaardigheden. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of het college mocht volstaan met het verstrekken van OB1 of dat het college OB2 had moeten verstrekken.
4.2.
Op grond van artikel 2.2 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 kan het college de ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden als maatwerkvoorziening leveren. Die maatwerkvoorziening moet een passende bijdrage leveren aan het realiseren van een situatie waarin appellante in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie. Het college heeft die ondersteuning ingedeeld in twee categorieën, OB1 en OB2. Het kenmerkende verschil is dat bij OB1 de ondersteuning is gericht op het uitvoeren van algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden, terwijl bij OB2 de ondersteuning is gericht op het terugkrijgen van de regie over en uitvoering van de algemene dagelijkse handelingen en vaardigheden. Bij OB2 is het uitgangspunt dat nog ontwikkeling mogelijk is, gekoppeld aan een bepaalde termijn.
4.3.
Niet kan worden vastgesteld dat de ondersteuningsbehoefte van appellante niet langer mede was gericht op het terugkrijgen van de regie over de algemene dagelijkse handelingen en vaardigheden. In het onderzoeksverslag van 14 september 2022 zijn geen aanknopingspunten te vinden waarom, anders dan een jaar daarvoor, er geen ontwikkeling mogelijk was in het vergroten van de regie over de algemene dagelijkse handelingen. Dat voor het bereiken van de beoogde resultaten meer tijd nodig was dan eerder werd verwacht, betekent niet dat het vergroten van de regie niet mogelijk was of dat bij appellante die ondersteuningsbehoefte op dat moment niet meer bestond. Uit de weergave van de bereikte resultaten over het afgelopen jaar blijkt dat appellante vooruitgang heeft geboekt, maar ook dat nog verbetering mogelijk is. Ook hieruit volgt dat die beoogde resultaten nog steeds waren gericht op ontwikkeling en terugkrijgen van de regie binnen een bepaalde termijn. De ondersteuningsbehoefte van appellante valt daarmee onder OB2 en dat betekent dat het college appellante ten onrechte in OB1 heeft ingedeeld.
Conclusie en gevolgen
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. De Raad zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat aan appellante de maatwerkvoorziening OB2 wordt verstrekt voor de periode van 15 september 2022 tot en met 14 september 2023, met een omvang van maximaal 9386 minuten in de vorm van zorg in natura.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van appellante voor verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 647,- in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift), € 907,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en op € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting). De totale vergoeding voor verleende rechtsbijstand bedraagt € 3.368,-. Ook moet het college het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van in totaal € 186,- vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 21 juni 2023;
  • verstrekt aan appellante de maatwerkvoorziening Ondersteuningsbehoefte B2 voor de periode van 15 september 2022 tot en met 14 september 2023 met een omvang van maximaal 9386 minuten in de vorm van zorg in natura, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.368,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en K.M.P. Jacobs en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van H. de Brabander als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) H. de Brabander
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
(…)
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
(…)
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020
Artikel 1
(…)
t. Regie: Vermogen van een persoon om zelf te bepalen op welke wijze hij het eigen leven inricht (wonen, werken, sociale contacten).
Artikel 2.2 – Resultaatgebieden passende bijdrage
1. Indien uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4. van de verordening blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie zoals bedoeld in artikel 4.1.1 lid 2 van de verordening weg te nemen of te verminderen, kan het college de passende bijdrage leveren binnen de volgende resultaatgebieden:
Ondersteuning bij het huishouden;
Ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden;
Ondersteuning wonen en verblijf;
Ondersteuning gericht op woningaanpassingen;
Ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving.
(…)
Artikel 2.4.1 – Ondersteuningsbehoefte
1. De ondersteuning stelt de cliënt in staat de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden te kunnen uitvoeren.
2. Er zijn twee ondersteuningsbehoeften die als volgt zijn onderverdeeld:
Ondersteuningsbehoefte 1 (OB1) en Ondersteuningsbehoefte 2 (OB2). Deze ondersteuningsbehoeften zijn gericht op het in staat stellen van de cliënt om dagelijkse handelingen en vaardigheden uit te kunnen voeren.
3. De ondersteuning kan bestaan uit individuele begeleiding of groepsgerichte begeleiding.
4. De individuele ondersteuning is gericht op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.
(…)
Artikel 2.4.2 – Ondersteuningsbehoefte 1 (OB1)
De cliënt heeft ondersteuning nodig die gericht is op het uitvoeren van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden:
Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. De cliënt heeft ondersteuning/begeleiding nodig in zijn/haar ontwikkeling, die gericht is op het uitvoeren of aanleren van algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden.
Het kan ook zijn dat overname (deels) noodzakelijk is omdat cliënt geen regie meer kan voeren en hierin geen ontwikkeling meer mogelijk is. Ontwikkeldoelen zijn dan niet meer gericht op het vergroten van eigen regie maar op stabilisatie.
Artikel 2.4.3 – Ondersteuningsbehoefte 2 (OB2)
Cliënt heeft ondersteuning nodig bij terugkrijgen van de regie over en uitvoering van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden. Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. Het uitgangspunt hierbij is dat er nog ontwikkeling mogelijk is, gekoppeld aan een bepaalde termijn. De ondersteuning is gericht op het terugkrijgen en/of vergroten van de regie:
het overzien van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden;
en het leeftijdsadequaat uitvoeren van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden.
Artikel 2.4.4 – Niveaus ondersteuningsbehoefte
1. Zowel bij ondersteuningsbehoefte OB1 als ondersteuningsbehoefte OB2 zijn er drie niveaus van ondersteuning te onderscheiden die een verschillend deskundigheidsniveau van de zorgaanbieder eisen:
(…)
b. Niveau B wordt ingezet als overwegend en in belangrijke mate sprake is van de volgende kenmerken:
er is sprake van gedragsproblematiek die belemmerend werkt bij de uitvoering van de ondersteuning;
• de kans op risicovolle situaties en of escalatie is aanwezig maar niet groot;
• de cliënt of het gezinssysteem kan/kunnen veranderingen zelf signaleren, maar is/zijn onvoldoende in staat om hierop te reageren;
• de motivatie van de cliënt/gezinssysteem voor het ontvangen van de ondersteuning is wisselend.
(…)