ECLI:NL:CRVB:2025:945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand voor stofferings- en inrichtingskosten en verhuiskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellanten, een gezin dat sinds 14 september 2020 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, hebben verzocht om bijzondere bijstand in verband met hun verhuizing naar een eengezinswoning. De aanvragen zijn afgewezen omdat de verhuizing niet noodzakelijk werd geacht. Appellanten voerden aan dat de verhuizing wel noodzakelijk was vanwege overlast en angst voor huisuitzetting, maar de Raad oordeelde dat er geen objectieve aanknopingspunten waren voor deze stelling. De Raad concludeerde dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de daarmee samenhangende kosten als noodzakelijke kosten in de zin van de wet konden worden aangemerkt. Het hoger beroep van appellanten is dan ook afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam is bevestigd. Hierdoor blijven de afwijzingen van de aanvragen om bijzondere bijstand in stand.