ECLI:NL:CRVB:2025:988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
20/2908 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van uitspraken wegens schending van fundamentele procesrechten

In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Marokko, verzocht om vervallenverklaring van eerdere uitspraken van de Raad van 9 april 2025, geregistreerd onder de nummers 20/2908 WAO en 21/3188 WAO. Deze uitspraken verklaarden de hoger beroepen van verzoeker tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam ongegrond. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Hoogeveen, stelde dat er fundamentele procedurevoorschriften zijn geschonden bij de totstandkoming van de uitspraken van 9 april 2025. Hij voerde aan dat zijn e-mailberichten van 27 augustus 2024 en 25 januari 2025 niet in het dossier zijn opgenomen, waardoor de Raad geen kennis heeft genomen van zijn reacties en verzoeken om een nadere zitting.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de e-mailberichten inderdaad niet in het dossier zijn verwerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de Raad ten onrechte uitspraak heeft gedaan zonder kennis te nemen van de relevante informatie van verzoeker. De Raad heeft geoordeeld dat de uitspraken van 9 april 2025, gezien de schending van fundamentele (proces)rechten, vervallen verklaard moeten worden. De uitspraak van 9 april 2025 in de zaak 20/2908 WAO heeft directe invloed op de zaak 21/3188 WAO, waardoor ook deze uitspraak vervalt. De zaken zullen door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter E. Dijt, met D. Kovac als griffier.

Uitspraak

20/2908 WAO, 21/3188 WAO
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot vervallenverklaring van de uitspraken van de Raad van 9 april 2025, 20/2908 WAO en 21/3188 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om vervallenverklaring van de uitspraken van de Raad van 9 april 2025, geregistreerd onder de nummers 20/2908 WAO en 21/3188 WAO, ECLI:NL:CRVB:2025:560.
Bij deze uitspraken heeft de Raad de hoger beroepen van verzoeker tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2020, 19/5319 en van 19 augustus 2021, 20/6885 ongegrond verklaard.
Bij brief van 13 mei 2025 heeft de gemachtigde van verzoeker, mr. R.J. Hoogeveen, advocaat, meegedeeld van mening te zijn dat bij de totstandkoming van de uitspraken van 9 april 2025 fundamentele procedurevoorschriften zijn geschonden en heeft verzocht om vervallenverklaring van deze uitspraken.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij tussenuitspraak van de Raad van 22 december 2023, ECLI:CRVB:NL:2023:2524, is het Uwv opgedragen het door appellant overgelegde document, met de titel ATTESTATION ADMINISTRTIVE, opgesteld door [naam] , Caid van de Deuxième Annexe Administrative van de Pachalik [woonplaats] , nader in de besluitvorming te betrekken en te bezien of dit aanleiding geeft tot wijziging van zijn standpunt. Daarbij is het Uwv de mogelijkheid geboden om, zo het concrete twijfel blijft houden over de authenticiteit van dit document, zelf onderzoek te doen door het document voor te leggen aan de Attaché van het Bureau Sociale Zaken bij de Nederlandse Ambassade in Marokko.
1.2.
Bij brief van 18 april 2024 heeft het Uwv verslag gedaan zijn bevindingen en daartoe een brief van 17 april 2024 van de Attaché voor Sociale Zaken te [plaats] , Marokko, ingediend. Deze brieven zijn doorgezonden naar verzoeker. Verzoeker heeft bij emailbericht van 22 april 2024 gevraagd naar de reden van deze doorzending omdat daarbij geen toelichting is vermeld. Bij emailbericht van 26 april 2024 is vanuit deze Raad meegedeeld dat de stukken ter informatie aan verzoeker zijn gezonden.
1.3.
Bij emailbericht van 17 mei 2024 heeft de gemachtigde van appellant gevraagd wat het vervolg van de procedure is.
1.4.
Bij brief van 23 augustus 2024 is aan verzoeker en het Uwv gevraagd of een nadere zitting gewenst is. Daarbij is vermeld dat indien niet wordt gereageerd de Raad zonder een nieuwe zitting uitspraak zal doen.
1.5.
Bij brief van 3 september 2024 heeft het Uwv ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting.
1.6.
Omdat in het dossier niet is gebleken van nadere berichtgeving van verzoeker, heeft de Raad op 9 april 2025 uitspraken in de zaken 20/2908 WAO en 21/3188 WAO gedaan.
1.7.
Verzoeker heeft aan het verzoek tot vervallenverklaring het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft in een emailbericht van 27 augustus 2024 verzocht gelegenheid te krijgen om een reactie in te zenden op de brief van het Uwv van 18 april 2024 en de brief van de Attaché van 17 april 2024 dan wel, indien deze gelegenheid niet wordt gegeven, een nadere zitting te plannen. Op dit emailbericht heeft verzoeker geen antwoord gekregen. Bij emailbericht van 25 januari 2025 heeft verzoeker zijn reactie op de brief van het Uwv van 18 april 2024 aan de Raad gezonden en verzocht kenbaar te maken op welke wijze de procedure wordt voortgezet. Ook hierop heeft verzoeker van de Raad geen reactie ontvangen. Verzoeker veronderstelt dat de e-mailberichten van 27 augustus 2024 en van 20 januari 2025 niet zijn gekoppeld aan het dossier en om die reden niet in behandeling zijn genomen. Gelet hierop dienen de uitspraken, vanwege schending van fundamentele (proces)rechten, waaronder artikel 8:51b en artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:108 van de Awb, vervallen verklaard te worden.
2. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de emailberichten van 27 augustus 2024 en van 25 januari 2025 niet door de Raad zijn ontvangen. Noch in de schriftelijke versie noch in de digitale versie van het dossier zijn deze emailberichten opgenomen, zodat de Raad moet concluderen dat deze emailberichten niet in het dossier zijn verwerkt en dat de Raad daarvan geen kennis heeft genomen. Hierdoor is ten onrechte uitspraak gedaan zonder kennis te nemen van de reactie van verzoeker op de brief van het Uwv van 18 april 2024 en in de veronderstelling dat verzoeker geen nadere zitting wenste. Gezien voorgaande vaststellingen en conclusies zal de uitspraak van 9 april 2025 in de zaak 20/2908 WAO vervallen worden verklaard. Omdat de uitspraak in de zaak van 20/2908 WAO direct van invloed is op de zaak 21/3188 WAO, zal ook deze uitspraak vervallen worden verklaard. Na de vervallenverklaring van de uitspraken zullen deze zaken door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zijn uitspraken van 9 april 2025 met de nummers 20/2908 WAO en 21/3188, vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.
(getekend) E. Dijt
(getekend) D. Kovac