ECLI:NL:GHAMS:2004:AR8422
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van een garagebox voor onroerendezaakbelastingen als onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 december 2004 uitspraak gedaan over de kwalificatie van een garagebox voor de onroerendezaakbelastingen. De belanghebbende, die een garagebox huurt, betwistte de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor de jaren 2001 en 2002, opgelegd door de gemeente Amsterdam. De gemeente had de garagebox gekwalificeerd als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wat resulteerde in hogere belastingtarieven. De belanghebbende voerde aan dat de garagebox in feite diende als verlengstuk van zijn woning, aangezien hij deze gebruikte voor het stallen van zijn auto, fiets, diepvriezer en oud papier. Hij stelde dat de garagebox onlosmakelijk verbonden was met de huur van zijn woning.
Het Hof oordeelde dat de garagebox inderdaad gekwalificeerd moest worden als een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat de garagebox werd gebruikt voor woongerelateerde doeleinden en dat de huur van de garagebox verbonden was met de huur van de woning. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraken van de gemeente en verlaagde de aanslagen tot respectievelijk € 9,91 en € 9,90 voor de jaren 2001 en 2002. Tevens werd de gemeente gelast het griffierecht van € 31 aan de belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke gebruiksdoeleinden van onroerende zaken in de context van belastingheffing en de noodzaak om deze in overeenstemming te brengen met de wetgeving, in dit geval de Gemeentewet en de Verordening Onroerendezaakbelastingen van de gemeente Amsterdam.