ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1045/05 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van buitengerechtelijke kosten en procureurssalaris in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Veldhoven The Netherlands B.V. hoger beroep ingesteld tegen een kort-gedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Utrecht. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de hoofdsom van € 14.129,02 toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.998,93 gematigd tot € 904,- op basis van het rapport Voorwerk II. Daarnaast was het procureurssalaris vastgesteld op het minimale bedrag van € 527,- in plaats van het gebruikelijke bedrag van € 816,-. Veldhoven was het niet eens met deze beslissingen en heeft grieven ingediend tegen de matiging van de buitengerechtelijke kosten en het lage procureurssalaris.

Het hof heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter terecht de buitengerechtelijke kosten heeft gematigd, omdat Veldhoven onvoldoende had onderbouwd dat de gevorderde kosten redelijk waren. Het hof volgde de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II en handhaafde het bedrag van € 904,-. Met betrekking tot het procureurssalaris oordeelde het hof dat het verstek van de gedaagde partij niet automatisch rechtvaardigt dat het minimale salaris wordt toegewezen. Het hof vond dat de zaak niet eenvoudig genoeg was om van het gebruikelijke tarief af te wijken en heeft het procureurssalaris vastgesteld op € 816,-.

De grieven van Veldhoven zijn gedeeltelijk toegewezen, maar Veldhoven werd wel veroordeeld in de eigen kosten van het hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd en de kosten van het geding in eerste aanleg opnieuw begroot. Dit arrest is uitgesproken op 6 oktober 2005.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VELDHOVEN THE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Zoeterwoude,
APPELLANTE,
procureur: mr. A. Heijder,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
Appellante wordt hierna Veldhoven genoemd en geïntimeerde [geïntimeerde].
Bij dagvaarding van 3 juni 2005 is Veldhoven in hoger beroep gekomen van een kort-gedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Utrecht in deze zaak onder KG-nummer 194410/KGZA 05-432/HH gewezen tussen Veldhoven als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde en uitgesproken op 12 mei 2005. De appèldagvaarding bevat de grieven.
Bij memorie heeft Veldhoven overeenkomstig de appèldagvaarding grieven tegen dit vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk zal vernietigen, namelijk voor zover daarin het bedrag wegens buitengerechtelijke incassokosten is bepaald op € 904,- en het bedrag wegens procureurssalaris op € 527,- en, in zoverre opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad deze bedragen zal bepalen op respectievelijk € 1.998,83 en € 816,- met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep.
[Geïntimeerde] is op de eerst dienende dag niet verschenen, aan haar is op de desbetreffende zitting van 16 juni 2005 verstek verleend. Vervolgens heeft Veldhoven arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de appèldagvaarding.
3. Beoordeling
3.1. Veldhoven heeft in eerste aanleg ter zake van een achttal door [geïntimeerde] (gedeeltelijk) onbetaald gelaten facturen aan hoofdsom in totaal € 14.129,02 gevorderd, te vermeerderen met rente en kosten, waaronder een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
De voorzieningenrechter heeft de hoofdsom toegewezen doch in het bestreden vonnis met betrekking tot buitengerechtelijke kosten niet het ter zake door Veldhoven gevorderde, op het zogenoemde NOVA-tarief gebaseerde, bedrag van € 1.998,93 toegekend, maar heeft de kosten in navolging van de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II gematigd tot een bedrag van € 904,-. Aan procureurssalaris heeft de voorzieningenrechter niet het, naar Veldhoven stelt, in kort geding procedures gebruikelijke bedrag van € 816,- toegewezen doch het in het zogenoemde liquidatietarief rechtbanken en hoven vermelde “minimale salaris” van € 527,-.
Het hoger beroep richt zich tegen laatstbedoelde twee onderdelen van de beslissing van de voorzieningenrechter.
3.2. Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter dat er grond is de bedongen vergoeding ter zake van buitengerechtelijke incassokosten in het onderhavige geval te matigen.
Dat naast/voorafgaand aan de in het kader van de gerechtelijke incassoprocedure te maken kosten (waarvoor de veroordeling in de proceskosten een vergoeding inhoudt) in het onderhavige geval werkzaamheden zijn verricht die - gelet op de gewoonlijk in rekening gebrachte tarieven - een vergoeding van € 1.998,83 rechtvaardigen is onvoldoende feitelijk toegelicht, laat staan dat uit de stellingen van Veldhoven valt op te maken dat het maken van kosten van een dergelijke omvang in het onderhavige geval als redelijk kan worden beschouwd. Het feit dat het door Veldhoven gevorderde bedrag zou zijn overeengekomen met derden die door haar met de incasso van haar vordering(en) zijn belast en dat de berekening daarvan - per factuur - aan de hand van het zogenoemde NOVA-tarief heeft plaatsgevonden, wettigt op zichzelf niet reeds een dergelijke gevolgtrekking.
Het hof acht een vergoeding van € 904,- - conform de aanbevelingen van rapport Voorwerk II - in overeenstemming met de wettelijke maatstaf en volgt derhalve op dit punt de beslissing van de voorzieningenrechter.
3.3. Met betrekking tot het door de voorzieningenrechter toegewezen procureurssalaris oordeelt het hof als volgt.
Vooropgesteld zij dat het feit dat een gedaagde partij in een kort geding procedure verstek laat gaan op zichzelf nog niet wettigt dat in plaats van het gebruikelijke tarief het minimale salaris van € 527,- wordt geliquideerd, nu ook in het geval dat de gedaagde partij verstek laat gaan de advocaat van de eisende partij – naast het opstellen van de dagvaarding – zich over het algemeen zal hebben moeten prepareren op een mogelijke behandeling ter zitting en op de bestrijding van aldaar door de gedaagde partij mogelijkerwijs te voeren verweren. Toewijzing van het minimale procureurssalaris zal daarom ook in een verstekzaak slechts dienen plaats te vinden indien duidelijk is dat het gaat om een zaak “zonder ingewikkelde feitelijke of juridische aspecten”, als bedoeld in het genoemde liquidatietarief.
Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding om van het gebruikelijke tarief af te wijken en zal derhalve het vonnis van de voorzieningenrechter, die het minimale salaris heeft toegewezen, vernietigen en alsnog ter zake van het procureurssalaris in eerste aanleg een bedrag van € 816,- toewijzen.
3.4 Uit het voorgaande volgt dat de grieven van Veldhoven gedeeltelijk slagen.
Bij deze uitkomst past de beslissing dat Veldhoven de eigen kosten van het hoger beroep dient te dragen.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover het de hoogte van de proceskostenveroordeling betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot deze aan de zijde van Veldhoven op € 816,- voor salaris procureur en € 441,93 voor verschotten;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
bepaalt dat Veldhoven de eigen kosten van het hoger beroep draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs R.J.F. Thiessen, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2005.